31.8.22

U

 


Na de 232R, waarvan drie exemplaren werden gebouwd, werden in 1940 en '41 vier 232S'n afgeleverd, die in plaats van een drie- een viercylinder hadden en wat was het mooi geweest als er na de oorlog met de bouw ervan was verder gegaan, maar  dat mocht niet zo zijn, uit de Verenigde Staten en uit Canada werden tussen 1945 en '47 1340 locomotieven van het type 141R geïmporteerd.  De 141R was een universeel inzetbare locomotief, zowel voor personen- als voor goederentreinen, terwijl de 232S  een luxepaardje was, bovendien zou de opkrabbelende Franse industrie niet in staat zijn geweest om zo'n enorme serie te bouwen. In Frankrijk werd maar een handjevol locomotieven gefabriceerd, zoals de 232S en de 241P, van laatstgenoemde serie verschenen tussen 1948 en '52 35 exemplaren op de rails. De zwanenzang van de Franse stoomlocomotief is voorbehouden aan de 232U-1, in 1949 werd deze door de spoorwegmensen "La Divine" gedoopte viercylinderlocomotief afgeleverd, het was net als de S een viercylinder gekoppeld aan een 36B-tender. Van de door  Marc de Caso's ontwikkelde 232-serie werden uiteindelijk dus maar acht locomotieven gebouwd. Wie de U in het echt wil zien, reppe zich naar het schitterende spoorwegmuseum in Mulhouse, dat anders dan in Utrecht de bezoeker als volwassene beschouwt.

Stéla

 


Dit is het type RCA,  een  tweede poging van de firma Véhicules Electriques Stéla uit Villeurbanne (bij Lyon) om een electrische auto, door benzineschaarste tijdens de Tweede Wereldoorlog, in de markt te zetten. Het was een gestroomlijnde vierdeursauto met een actieradius van 130 kilometer en een maximale snelheid van 50 km/u. Een aantal deed dienst als taxi in Lyon. Bij de bevrijding was het afgelopen, toch werden tot 1948 een aantal vrachtwagens gebouwd.

30.8.22

Bijzonder


Bijzondere  tekenfilm

Op Stap

In 1972 was ik met een iets kleiner broertje van deze Wolseley: een 14/60, een kleine zescylinder uit 1939 op reportage naar de Kieler Woche, die dienst deed als generale repetitie voor de Olympische Spelen, die in dat jaar gehouden werden. Het was mijn dagelijkse auto, die me nooit in de steek liet, maar uit voorzorg had ik toch maar mijn gereedschapskist meegenomen. Van zeilen wist en weet ik hoegenaamd niets, maar op de redactie waar ik toen werkte dacht men dat dat juist een leuke invalshoek was.
Wedstrijdzeilers bleken verwoede sleutelaars en dat sprak me aan. Alleen vond ik dat ze zo nu en dan verkeerd gereedschap gebruikten, zo zag ik iemand wurmen met een rechte schroevendraaier, terwijl een haakse vereist was. Ik zei dat. “Maar, die hebben we niet.” “Ik wel.” Er volgde een vreemde blik: “Ja, thuis zeker.” “Nee, ik er zitten twee in mijn gereedschapskist achter in mijn auto.” Iemand zorgde razendsnel dat ik een pas kreeg, zodat ik met auto en gereedschapskist het terrein op kon, zodat de haakse schroevendraaiers door de zeilers gebruikt konden worden. Tja. dat dacht ik. Want het stuur in mijn Wolseley zat rechts en ik moest links een pasje in een gleuf stoppen om een slagboom te openen. Dat betekende auto stoppen, uitstappen , om de auto heenlopen, pasje in de gleuf, slagboom open, de auto in, stukje doorrijden, uitstappen en pasje ophalen. Tenminste dat veronderstelde ik, maar zo werkte het systeem niet. De slagboom ging, voordat ik de kans had op te rijden, al weer dicht, uiteindelijk bleek je voor een rechtsgestuurde auto twee man nodig te hebben om het terrein op te komen.
Ik ben ook een aantal keren aangehouden, soms was dat uit pure nieuwsgierigheid van de kant van de politie en onstond een leuk gesprek. Ik reed ‘s avonds over de provinciale weg tussen Weesp en Bussum toen ik werd ingehaald door een politieauto en een stopteken kreeg. Eerste vraag: “Meneer, hebt u gedronken?” “Hoezo? Nee hoor!” “U slingert zo.” “Dat kan ik uitleggen. Deze weg heeft behoorlijk wat spoorvorming, de auto is smaller dan de sporen en ik heb een starre as voor en achter, de ene keer zit ik met de linkerwielen in het spoor links, de andere keer met de rechterwielen in het spoor rechts.” Ik kon gaan. De Wolseley had ouderwetse richtingaanwijzers, die tussen de voor- en achterdeur naar buiten floepten, daarover heb ik op de Middenweg in Amsterdam een vrolijke conversatie gehad met een agent, die klaarblijkelijk in de veronderstelling was dat elke auto clignoteurs had en vol bleef houden dat mijn richtingaanwijzers niet werkten. Ik zag, over mijn schouder kijkend, dat ze keurig naar buiten kwamen en zei: “Ze werken.” “Ja, het verklikkerlichtje op uw dashbord misschien, maar achter zie ik niets.” “Maar u moet ook niet achter kijken” en ik wees op armpjes in het midden van de koets. Hij moest lachen.

 

Vaderlanders

 

Terwijl ik met enige, zij het niet al te grote, regelmaat een blik werp op het vaderlandse televisiescherm werp, begin ik zogenaande BN-ers te herkennen, dat moet voor de onbekende Nederlanders bijzonder zuur zijn, daarom vandaag op dit blog een aantal van hen.
Chammertje  Houtvlot-Smullekens
Hendrineke Bakermantel-Allemansverdriet
Gijsbertus Fluitketel
Adriana Veterdans-Snuitemakers
Wijbertje Flambargant
Ekke Homono
Willempje Archibaldina Woestewolf van Akersloot
Fiedelklier v.d. Sparkruidenier
Hobbe Bermgenoot en echtgenote Hermeline Bergamot
Lammerjantien Faksintel
    Endrine Flabberdink - v.d. Neus
Fledermuis Opkedijk
Vunzedina Stikkeldraad-van Beppum
Jan-Herman Plokpoppel
Garmt Stuivelaar
Titia Sakkernoot-van Stulpjen
Gimmert Stoot en zijn tweelingbroer Adriaan
Sake Overkommeling
Veterke Pumpelaer
Drs. Barend-Otto ter Vloot, Steenwijkerwold.                         

Pret

 “Vooruit met de geit”, zei Keimpe toen hij op het varken klom

29.8.22

VLIEGEN

 

VLIEGT 'T OF VLIEGT 'T NIET?

NA 1945

 

Al eerder schreef ik, dat onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog niet te verwachten viel, dat de autofabrieken ogenblikkelijk met fonkelnieuwe modellen zouden komen. Ook  Ford Amerika parafraseerde op wat al voor de oorlog verschenen was en dus keerde de 'bolle rug', al bekend in 1939, terug. Bovenstaande Tudor dateert uit 1940.
 
Wel waren kort na de oorlog diverse modelvarianten verkrijgbaar, zoals deze 'woodie', maar ook die carrosseriestijl, was al oud. De cabriolet dateert uit 1946. Het eenvoudigst te onderscheiden van die van 1947 door de plaatsing van de parkeerlichten, vaak abusievelijk stadslichten genoemd, boven de grille.
Een jaar later zaten die lichtjes, nu rond in plaats van langwerpig, naast de grille, zoals bij deze coupé.

St.Clair

Waarom zet ik "Red River Blues" op mijn blog? Omdat ik dit de mooiste tubasolo - ooit op de plaat gezet - vind. Opgenomen op 29 mei 1928 door Clarence Williams' Jazz Kings met Cyrus St. Clair op tuba. Veel beeldmateriaal van St. Cyr heb ik helaas niet gevonden, daarom deze uitsnede van  een foto van het volledige  Williamsorkest.

 

Restanten

 

Zo' vijfendertig jaar geleden zat ik in een bus die door het noorden van de  Sinai reed, ik keek  uit het  raam en zag de restanten van een spoorwagon. Vreemd, als je zoiets - in the middle of nowhere - uit het zand omhoog ziet steken. Tegelijkertijd realiseerde  ik me dat  ik  vijfenvijftig jaar eerder zeer waarschijnlijk niet per bus maar per trein  vanuit Haifa via Lydda, Gaza, Rafa, El  Arish naar El Kantara zou zijn gereisd.

AUTHENTIEK

 


Earl Cooper won in 1913 de race op een Stutz in Santa Monica en het verhaaltje  dat Mack Sennett  er om heen breit is grappig, maar zowel Cooper als Ted Tetzlaff met zijn Fiat S.61 spelen een prominente rol in het filmpje dat ik gister op deze blog zette en de racescenes zijn eveneens authentiek. Boven de Stutz van Cooper in de film, op een foto in een  boek over  Fiat zie ik Tetzlaff, op exact  hetzelfde racenummer (44)  als in  in de film in Santa Monica, als deelnemer aan de race.

28.8.22

VET

 


Het moet iedereen opgevallen zijn dat de nieuwe Fiat 500 een slagje groter is dan de oude, hetzelfde geldt voor de Mini, dat is logisch nu mensen steeds vetter worden. BMW is inmiddels al weer bezig met een derde generatie Mini's, die weer flink groter moet worden.

RADIATEUR

 


Opdat u niet het idee krijgt dat in het eerste decennium van de vorige eeuw alle auto's met 'kolenlitneuzen' rondreden, hier een drietal voitures die een behoorlijke gelijkenis vertonen, maar dan  met de radiateur (zonder mantel) voorop het voertuig. Hierboven een Panhard et Levassor uit 1899 met de door deze fabriek geïnitieerde radiateur. Panhard was Frankrijks oudste autofabriek, die medio jaren vijftig het loodje legde, toen Citroën het merk de nek omdraaide. Toch worden  er nog altijd Panhards gemaakt, maar dat zijn geen personenwagens doch militaire voertuigen. De auto hieronder is een Luc Court uit de gelijknamige fabriek in Lyon uit 1901, de auto had een vijfversnellingsbak. Luc Court verdween  als peronenwagenfabrikant in 1936, nadat de producie in de jaren twintig al sterk was teruggelopen. Daaronder staat een Fiat, eveneeens uit 1901. Ook hier zit de radiateur voor de motorkap, waaronder in dit geval een verticale tweecylindermotor schuilging met een inhoud van 1200cc. 

 

 

 

VERZAMELEN

Het mag allemaal niet meer. De chromo's van Meurisse, de vliegtuigen van Niemeijer, de auto's van Full Speed, ze zijn volgens een paddegog niet goed voor de tere kinderziel en dat is jammer, want verzamelen, van wat dan ook, kent toch ook een  leerproces. Ik was er als kind dol op en verzamelde alles wat los en vast  zat en ben er trouwens nooit mee opgehouden. Van fietsen, tot miniatuurauto's, van Franse spoorwegen to  Haagse trams, van boeken tot elpees en nog zo het een en ander en het is allemaal begonnen met de gratis meegeleverde plaatjes in chocoladerepen.

RACE

 

Opnieuw Mack Sennett, dit  keer met een filmpje uit 1913, waarin raceauto's een voorname rol spelen: een Stutz, een Amerikaans merk dat in hetzelfde  jaar met de productie begon en bovenstaande auto, een Fiat S.61 uit 1908 met een cylinderinhoud van tien liter en waarin Ted Tetzlaff in Santa Monica (Californië) de respectabele gemiddelde snelheid over 487,5 kiometer behaalde van 127,170 km/u. Grappig is dat het filmpje, afgezien van het oubollige verhaaltje, redelijk historisch is. Dat geluidloze films destijds in de bioscoop van muziek werden voorzien, dan wel door een pianist of een orkestje, gebeurde om geratel van de filmprojector minder storend te maken.


27.8.22

NEPNIEUWS

 


Mack Sennett in de weer met fake news

26.8.22

Swinging the Fiddles

 

Opgenomen 15 november 1938 in hotel Hof van Holland, Hilversum en in 1939 door mijn vader aangeschaft, een Panachordplaat met twee stukken van Jackie Bulterman,  het ene "Zuiderzee Blues" door de volledige band, het Ramblers dansorkest o.l.v Theo Uden Masman, het andere, "Swinging the Fiddles" door het Ramblers Quintet. "Zuiderzee Blues" wordt gezongen door een gastvocalist, de  Amerikaan Freddy Johnson, een pianist en zanger, die sinds 1928 regelmatig in Europa verbleef en onder meer opnamen maakte met het fameuze Quintette du Hot Club de France, maar behalve in Frankrijk ook in België en in ons land optrad o.a. in het "Negro Pallace" aan het Thorbeckeplein in Amsterdam met Lex van Spall en Coleman Hawkins. Over het "Negro Palace" wist de toenmalige Amsterdamse hoofdcommissaris van politie de volgende onfrisse mening  te ventileren: "Nauwlettend, vooral in den beginne, controleeren; deze nikkers zoeken relatie met blanke vrouwen." 
In "Swinging the Fiddles" komen Frans van der Ouderaa en Sem Nijveen  aan bod, Frans was behalve violist ook clarinetist/saxofonist en Sem dubbelde op trompet in de Ramblers.
De plaat ligt op de His Master's Voice-grammofoon, die regelmatig gebruikt werd in Han Reizigers sublieme zondagochtendprogramma "Reiziger in Muziek" (1989-2001). Ik heb de slingergrammofoon een aantal jaren geleden van de VPRO gekocht. Niet dat ik hem heel veel gebruik, want doordat de arm tamelijk zwaar is, raken de platen beschadigd.

COMEDY

  

Mack Sennett-film uit
1923

Red Hot

  


Jelly Roll Morton (foto) met zijn  Red Hot Peppers in "The Chant".

NOSTALGIE

 


Geert Kramer, nog steeds actief in de vaderlandse radio, stuurde me recent een paar  foto's van zijn vacantieadres op Ameland. Op het eiland, om precies te zijn in Ballum, staat een nostalgiemuseum waarin o.a. deze fiets, een zogenaamde actetène, of minder juist een fiets met cardanaandrijving. Één ding is duidelijk deze Dürkopp heeft geen ketting. De tweede foto tont een Millot, een in 1901/02  in Gray, Haute Saone vervaardigt voertuig, dat zeer archaïsch oogt en hoogst waarschijnlijk een mobiel zaagbank laat zien.


25.8.22

MUZIEK

 

Muziek is universeel, al is sommige muziek universeler dan de andere, 'klassieke' muziek bijvoorbeeld omdat partituren al enige eeuwen in druk verschijnen, andere muziek moet het hebben van kolonialisering - Schotse doedelzakken in Pakistan - geluidsdragers en radio. Toch is er ook nog iets anders dat bijdraagt aan de verspreiding van muziek: de acceptatie van  de ene cultuur door een volstrekt andere cultuur. Een autochtoon orkestje dat Chinese klanken laat horen op Chinese instrumenten in Onstwedde ligt niet in de lijn van mijn verwachting,  terwijl Ierse muziek heel goed mogelijk kan zijn. De adaptatie van iets totaal anders hangt van  veel factoren af, soms is dat nieuwsgierigheid, soms imitatiezucht. Zouk, ontstaan op de Caraïbische eilanden Martinique en Guadeloupe, is een uit de mazurka ontstane dans  - het woord zouk is zelfs een verbastering van het woord mazurka - die de slaven op de suikerplantages zagen dansen door de eigenaren van die plantages. Ook een langdurige bezetting door een vreemde krijgsmacht draagt bij aan het accepteren van  een in wezen totaal andere cultuur, de naoorlogse bezetting van Japan heeft ongetwijfeld bijgedragen aan marcherende schoolorkesten, geheel in Amerikaanse stijl, soms zelfs perfecter dan het overzeese voorbeeld. Wees niet  verbaasd om een Japans orkest,  feilloos het arrangement van "Sing, Sing, Sing" van de Benny Goodmanband uit de tweede helft van de jaren dertig, te horen uitvoeren. Ook minder massaal dan een bigband, vinden we navolgers van een typisch Amerikaanse muzieksoort, zoals bluegrass. Een tikkeltje  universeler wordt het wanneer ook regionale Mexicaanse klanken op het repertoire worden  genomen, maar het  meest verbazingwekkend vind ik dat een specifiek Japans instrument als de koto wordt gebruikt in een bekend stuk popmuziek van "Dire Straits".

24.8.22

REKENEN

RUTTE: "4+4=8, OF IS HET  9, MEESTER REMKES MAG HET ZEGGEN."

KLAAR

KLAAR VOOR DE DERDE DINSDAG IN  SEPTEMBER









MUZIEK


 

Airflyte

 


In 1941 verscheen de Nash "600" als opvolger van de "Lafayette". De "600" had - en dat was gloednieuw-  een zelfdragende carrosserie, dat werd natuurlijk uitbundig geafficieerd: "In  automotive history, the year 1941 will probably be noted principally for the introduction of a new kind of automobile construction". Achteraf  gezien was 1941 natuurlijk niet het jaar om een noviteit te introduceren, want  in  1942 rolde de laatste Nash van de band in Kenosha en werden vliegtuigmotoren, propellers, helicopters, vrachtwagenaanhangers en meer oorlogsmateriaal vervaardigd. In 1949 verscheen bovenstaande Nash "600" (model 4978) onder de naam "Airflyte". Nash leverde dat jaar 142592 auto's af.

23.8.22

LIJN 3

 

Tweeramer nummer 20 gefotografeerd op het Buitenhof, in ieder geval na 21 april 1906 toen lijn 3, Groot Hertoginnelaan - Buitenhof, via Plein verlengd werd tot Overbosch, maar omdat het motorrijtuig crème geschilderd is, moet de foto na 1908/09 genomen zijn, want pas in die jaren kregen alle tweeramers die kleur. De meeste tweeramers werd in 1936 gesloopt, elf exemplaren werden naar Poznan (het toenmalige Posen) verkocht, maar de 20 heeft het langst uitgehouden en deed zelfs na de Tweede Wereldoorlog, net als nummer 8 (die per abuis in 1953 gesloopt werd) nog een aantal passagiersdiensten, terwijl hij verder zijn tijd sleet met het trekken van de railslijpwagen, om als noodwoning in Meppel te eindigen. Toch is met een kunstgreep een tweeramer aan de Haagse museumcollectie toegevoegd, want met behulp van de wagenbak van een identieke Amsterdamse tram is de Haagse nummer 2 nagebouwd.

 

DRIEWIELER

 


Twee heren in tandemzit op een door stoom aangedreven driewieler van de firma De Dion. De Dion was een Franse graaf die samen met de heren en zwagers  Bouton en Trépardoux vanaf 1882 bezig was een stoomauto te ontwikkelen. De voorste heer op de foto zit in een soort ketelpak, hij is wat je  noemt de stoker, verantwoordelijk voor het in gang houden van de stoommachine, de achterste heer zorgt voor  de besturing van het geheel en mag in een gekleed kostuum zijn arbeid verrichten. We schrijven het  jaar 1886.

CLARENCE

 

Er zijn meer fameuze mensen in de jazz met de achternaam Williams, maar ik bedoel op dit ogenblik Clarence Williams, die op twaalfjarige leeftijd wegliep van huis en zich aansluit bij een  'traveling minstrel show',  meestal een groepje musici en potsenmakers dat zich verdienstelijk maakte door het aantrekken van publiek voor iemand die op een jaarmarkt een universeel geneesmiddel verkocht. Later vinden we hem bij W.C. Handy (de componist van St. Louis Blues), achter de toonbank van een muziekwinkel, als uitgever van bladmuziek en tenslotte op talentenjacht voor het platenlabel Okeh. Maar hij maakte zelf goddank, ook opnamen en die zijn vrijwel allemaal de moeite van het beluisteren waard. Daar is bijvoorbeeld het door Jack Palmer en Spencer Williams (geen familie) gecomponeerde "I've found a new baby", dat hij met zijn "Blue Five" op 22 januari 1926 liefst twee keer  op de plaat zette. Op 15 januari 1930  deed hij het met een grotere groep musici nog eens,  maar toen zat hij zelf niet achter de piano, maar stond hij voor het orkest. Russell Procope (dertien jaar later clarinettist/altsaxofonist  in het orkest van Duke Ellington) is de vermoedelijke rietblazer, de bekende James P. Johnson zit achter de piano en Cyrus St.Clair blaast tuba. Clarence Williams hield het trouwens niet bij de  twee genoemde formaties, er zijn opnamen van zijn Jazz Kings, Washboard Band, Jug Band, Stompers, Trio, Blue Seven, Swing Band en vermoedelijk nog van een paar andere formaties. De afgebeelde achtenzeventigtoerenplaat met de opname van 15 januari 1930 - in mijn bezit  -verscheen oorspronkelijk op Okeh 8763, maar kreeg in Engeland op Parlophone het nummer R2225 met als toevoeging No. 13 in de Race Series (The Negro and His Music). Het matrijsnummer was in beide gevallen 403631A.

22.8.22

BUSSEN

 


Na de Tweede Wereldoorlog was er van het eens zo omvangrijke wagenpark van de HTM weinig meer over, de Duitse bezetter had het overgrote deel gevorderd en het was over de oostgrens verdwenen. Vanaf 1926 tot en met 1930 waren uitsluitend Belgische Minerva's met een ARM-carrosserie in dienst gesteld, met een forse motorkap, zoals op bovenstaande foto te zien is. Daarna kwamen de frontstuurbussen, met een carrosserie van Allan, Beynes of Verheul, die merendeels door de Wehrmacht werden gestolen. In 1945 was er in de residentie dus een enorm vervoersprobleem, dat pas begin 1946 werd opgelost door de komst van 10, later aangevuld met nog 4, Franse Hotchkissbussen met Chaussoncarrosserie. Ze hadden benzinemotoren, die veel gebruikten, bovendien waren ze eigenlijk niet geschikt voor stadsvervoer, al gaat het wat ver om te beweren dat het in feite touringcars waren, in Frankrijk kwam je de Chaussons met hun kenmerkende "nez de cochon" namelijk veel in het streekvervoer tegen (zie onder). In 1949 werden de Haagse Chaussons door de HTM afgevoerd. 


FORTS


Crocolinus Croupius Forts had in zijn Drentse jeugd alleen maar Linus geheten, maar sinds hij een bekende Nederlander was voegde hij wat graag zijn tweede voornaam bij zijn achternaam, hij had zelfs even overwogen een streepje tussen Croupius en Forts te zetten, maar had daar uiteindelijk toch van afgezien. Het ging hem naar den vleze: presentator bij radio en televisie en sinds kort vormde hij samen met Hommert  Stuitje en Boekweit Kassier een trombonetrio: de drie tromboneurs, die naam gaf meteen cachet, geen drie trombonisten, maar drie tromboneurs. Nu was er elders op de wereld (in Frankrijk) al een trio dat zich de drie tromboneurs noemde, maar dat kon, zei Crocolinus Croupius Forts, de pet niet kreuken. De Nederlanders wisten, vulde hij aan, over het algemeen toch veel te weinig wat er in  de rest van de muzikale wereld gebeurde en hij zette de voet in de slide van zijn instrument, want dat had hij Cozy Cole ooit zien doen. Het repertoire van de drie tromboneurs was simpel, kon je het meezingen dan was het ok. “Je moet voldoen aan de smaak van het publiek van omroep Max, dan zit je goed”, zei Boekweit Kassier en dus stond “When the saints go marchin’ in” op het programma naast een aantal andere gegarandeerde kaskrakers uit het dixielandrepertoire.  “De drie tromboneurs in New Orleans” heette het programma waarmee ze door het land trokken, ze waren weliswaar nooit in die stad geweest maar dat kon ze geen pest schelen.

PRAAG

 

Er wordt nogal wat afgerommeld in het oude-stijl-repertoire, vooral als er  strooien hoedjes en gestreepte badpakken aan te  pas komen, en de juichkreten van VVD-stemmers niet van de lucht zijn. Dat het ook geheel anders kan horen we tijdens een concert van de Prague Rhythm Kings.   

DYNAMIC

 

Op foto's oogde de auto altijd wat decadent. Te versierd om echt mooi gevonden te worden. Toen ik de wagen in  Rochetailée voor me zag kon ik mijn mening niet wijzigen: dit was een beetje te veel van het goede. Functie en vorm liepen hier wel erg door elkaar. Ik heb het over de Panhard-Levassor "Dynamic", een door Luis Bionier ontworpen in 1936 op de markt gebrachte auto. Natuurlijk had de Panhardmotor in plaats van kleppen traditioneel schuiven, vandaar de letters S.S. (sans soupapes) op de grille. De chauffeur zat in het midden en dat maakte een derde ruitenwisser noodzakelijk. Ik heb een copie van een advertentie uit die tijd waarin op de voorbank drie en op de achterbank vier mensen zitten, die moesten dan wel door twee deuren naar binnen. Interessant is de de poging om tot een panoramische voorruit te komen, door twee extra ruitjes op de hoeken te plaatsen.

ALFONSO

 

De Spaanse koning Alfonso XIII (1886-1941) werd in 1931 afgezet, Spanje had genoeg van de playboyvorst. Hij was dol op auto's, op bovenstaande, redelijk in elkaar geknutselde, foto zien we hem  met vrouw - dan wel met één van zijn maitresses- in een De Dion Bouton rond 1910. Onderstaand model toont een Hispano-Suiza, die zijn naam had, van een paar jaar later.  Één van de allereerste sportauto's. De wagen had een viercylindermotor met een boring van 65mm en een slag van 200mm.

21.8.22

ZO

 


Ik ben twaalf  eenzame cowboys,
Ik rijd door regen en door wind


Prentbriefkaart

Op 18 januari 1902 dendert een trein, omdat de remmen weigeren, door een stootblok op  het Haagse Staatsspoor en eindigt de escapade in een tuin. Gelukkig zijn er slechts een paar lichtgewonden. Nog geen veertien dagen later, op 30  januari zendt ene Aldert deze prentbriefkaart naar de  familie Piet in Zaandam met de mededeling dat  hij de brief ontvangen heeft en dat hij de Piets a.s. zondag gaat zien. Niet alleen de snelheid waarmee het ongeval op een  prentbriefkaart verscheen verbaast me,  maar ook dat het ongeval zonder commentaar verstuurd werd.

20.8.22

Jaguar


Natuurlijk maakte Dinky Toys een model van de Jaguar XK120, maar omdat Dinky Toys in eerste instantie kinderspeelgoed maakte, verscheen er een onmogelijk gekleurd model, deels in hard rood en het resterende deel in zeegroen. Ik heb dat model jaren geleden iets minder flamboyant overgeschilderd. Jaguar begon trouwens niet als Jaguar, maar als Swallow Sidecar Company en zoals de naam al  zegt bestond de productie uit zijspannen voor motorfietsen. 
 De eerste auto was in feite een Austin 7 met een andere carrosserie, die in 1930 verscheen. 
Maar al gauw ging het de sportieve kant  op en hier boven staat een SS Jaguar 100  uit 1936, de 100 stond voor de topsnelheid 100 mph. 
Eind 1935 werd de eerste auto met het merk Jaguar geïntroduceerd, met een 2,5 liter zescylindermotor, van  de wagen werden tot 1949 6777 exemplaren gebouwd, de auto met  het kenteken CDU 700 was eigendom van Greta, de vrouw van directeur William Lyons. 
 
In de herfst van 1955 kwam de 2.4-Litre Saloon op de markt.