27.9.15

Trier 6


 
De nieuwe synagoge staat op de hoek van de Kaiser- en de Hindenburgstrasse, het is een fors gebouw, zo te zien met weinig glas(!), er bovenuit steekt een kleine koepel met een niet te missen davidster. 
Al eerder zag ik een teken van joodse leven, maar dan van heel lang geleden. 
Er bestond voor 1418, toen de joden voor de eerste keer werden verdreven, een joodse buurt tussen Simeon-, Jakob- en  Stockstrasse met zo'n zestig huizen en een synagoge. Die joodse gemeenschap bestond sinds 1066, een poortje met het woord Judengasse herinnert aan het bestaan ervan. 
Elders in de stad vind ik 'Stolpersteine', die herinneren aan de in de nazitijd vermoorde en gevluchte joden, soms gearrangeerd tot een monumentje, hetgeen niet helemaal de bedoeling was toen de Berlijnse kunstenaar Gunter Demnig het idee van de struikelstenen introduceerde. Maar ik wil meer weten over wat er tussen 1933 en  1945 in Trier gebeurde en koop een boekje. 'StattFührer, Trier im Nationalsozialismus' heet het. In het personenregister is de eerste naam die ik tegenkom, die van Adolf Altmann, sinds 1920 opperrabbijn van Trier, in 1938 gevlucht naar Nederland en in 1944 in Auschwitz vermoord, bevriend met Franz Rudolf Bornewasser (1866-1951), bisschop van Trier, die niet alleen de "Rückkehr zum Reich" van Saarland  toejuichte en in 1941, toen de Wehrmacht de Sowjet Unie binnenviel over dat land het volgende te melden had: "ein auf den  grundlehren des deutschen Juden Karl Marx fussendes Lehrsystem" waar "unser tapferes Heer (...) kämpft, die militärisch-machtmässige Herrschaft des Bolschewismus zurückzudrängen und hoffentlich zu ersticken". Bornewasser, naar wie in Trier een straat genoemd is, kwam pas in actie toen zijn eigen geloofsgenoten - psychisch dan wel  fysiek gehandicapt - dreigden  te worden geëuthanaseerd. Dat brengt me naar een andere beruchte inwoner van  Trier, Klaus Barbie (1913-1991), weliswaar geboren in Bad Godesberg, maar op zijn elfde naar Trier gestuurd om daar aan het "Bischöfliche Jesuitenkolleg" te gaan studeren. In 1933 wordt Barbie lid van  de Hitlerjugend en vanaf 1935 heeft hij als adjudant van  de NSDAP-Ortsgruppenleiter Trier-Mitte een gesalarieerde functie, vanuit deze betrekking komt hij op de Führerschule in Berlijn en  wordt hij automatisch lid van de SS (nummer 272.284). Na Amsterdam in het begin van de oorlog onveilig te hebben gemaakt, vertrekt hij naar Lyon, waar hij in november 1942 tot chef van  de Gestapo wordt benoemd. Niet voor niets kreeg hij de bijnaam "slager van Lyon", tussen 1942 en 1944 werden onder zijn  bevel 969 mensen vermoord. Na de oorlog komt hij in dienst van de Amerikaanse geheimedienst CIC (contraspionnage),  waar zijn bazen buitengewoon tevreden over hem zijn, alhoewel Frankrijk om zijn uitlevering vraagt, wordt die door de Verenigde Staten geweigerd en vlucht hij tenslotte met behulp van de Amerikanen en het Vaticaan via Italië naar Bolivia, waar hij onder de naam Klaus Altmann (de achternaam gestolen  van de in  1944 vermoorde opperrabijn van Trier) als wapenhandelaar en  steunpilaar van de militaire junta een luxieus leven leidt, terwij hij op een Boliviaanse diplomatenpas rondreist. Pas in  1971 weten Beate en Serge Klarsfeld hem op te sporen, Bolivia weigert echter zijn uitlevering en in 1972 zegt Barbie over zijn SS-verleden: "Ich bin bereit, das wieder zu tun, tausendfach wieder zu tun, was ich gemacht habe, wenn es noch mal zu tun wäre". Pas in 1983 wordt hij, nadat in Bolivia een democratische regering is gekozen aan Frankrijk uitgeleverd, waar hij in 1987 tot een levenslange gevenagenisstraf wordt veroordeeld. Barbie overlijdt op 25 september 1991 in de gevangenis.