19.1.24

Jeugd

 

Op mijn vijfde werd ik bewaard, waarvoor of waartegen, daar ben ik nooit achter gekomen, maar ik ging naar de bewaarschool, zelfs als ik lang nadenk heb ik daar bijster weinig geleerd. Leren: lezen, schrijven, rekenen, volgde vanaf mijn zesde op de lagere school, de openbare wel  te verstaan, waar de jongens in navolging van een reclamebiljet allemaal een uitermate lullig, over beide oren getrokken, alpinopetje ophadden. Mijn tweelingbroer Adriaan en ik droegen dat niet, wij hadden een bivakmuts,  die schijnt tegenwoordige baklava genoemd te moeten worden. Behalve de openbare had je de bijzondere lagere school, die was voor de christelijke jeugd der natie, verdeeld in katholiek en diverse graden van protestantisme. Daarnaast had je ook nog buitengewoon lager onderwijs, dat was voor kinderen van wie men dacht dat ze niet zo goed meekonden. Vervolgens had je uitgebreid lager onderwijs, meer uitgebreid lager onderwijs, ambachtsschool, huishoudschool, hogere burgere school en gymnasium, maar die zijn net als verschrikkelijke ziekten als tering en kinderverlamming allemaal anders gaan  heten. Ook een kinderverkrachter heet niet meer zo, dat wil niet zeggen dat hij niet meer bestaat, vooral priesters schijnen er de laatste jaren  onder de naam pedofilie een hobby van te hebben gemaakt, terwijl ik oorspronkelijk dacht dat pedofilie iets met het dragen van blote voeten  in sandalen  te maken had.
Zij was, zo herinner ik mij haar, een statige, rondborstige dame, maar zij zong toen al een tiental jaren niet meer, mijn tante Sofie Knakwalder, die als de Leeuwarder Leeuwerik Sophia Knäck triomfen vierde van Tashkent tot Purmerend en haar opleiding  had genoten bij de beroemde bas Knillis-Eduard van den Crommertsz in Berlijn,  eertijds Erster Kammersänger van keizer Wilhem II, aldaar. Gister had ik telefonisch contact met mijn achterneef Govert Knakwalder in de 3e Vegelindwarsstraat in Leeuwarden, die het familiearchief beheert dat voor een belangrijk deel wordt ingenomen door programmaboekjes met optredens van tante Sofie. Zij kwam uit een muzikaal geslacht, zo wist Govert mij te vertellen, dat haar betovergrootvader Heinrich Knackwälder (nog  met een extra c en een umlaut geschreven) derde eaubelisque, een inmiddels niet meer in gebruik zijnd, door waterkracht aangedreven, driedubbelrietinstrument, speelde in de "Evangelische Musikverein NibemivodiTü" in Pfaffenhofen, een orkest, dat destijds onder leiding stond van een voorvader van de huidige Hongaarse premier Viktor Orban. Heinrich kwam rond 1798 naar Amsterdam, doch vestigde zich uiteindelijk in 1816 in de Friese hoofdstad, waar hij, inmiddels van instrument gewisseld, successen boekte als xeretuutblazer (de xeretuut is een mini-alpenhoorn) in een lokaal harmonieorkest, zijn zoon werd later leider van dat orkest dat engagementen verzorgde tot in Hempens, Oude Pekela en Haskerdijken. Tante Sofie, geboren in 1892, overleed in 1957 in Leeuwarden, zij had wanneer zij nog geleefd had een geweldige bijdrage kunnen leveren aan de activiteiten onder de  noemer Leeuwarden Culturele Hoofdstad 2018.
Evenals Sophia Knäck mogen de Britten graag het een en ander zingen, al is hun repertoire duidelijk ietwat anders dan dat van tante Sofie, zo geloven de meeste Britten heilig in: "Britanna rules the waves", terwijl de alternatieve versie "Britannia waves the rules" aanzienlijk beter op zijn plaats zou zijn. Het is trouwens merkwaardig, toen lang geleden in Nederlandse scholen nog vaderlandse liederen gezongen werden, heb ik jarenlang in de veronderstelling verkeerd dat "Waar de blanke top der duinen afgezet  met prikkeldraad en op elke honderd meter weer zo'n vuile rotmof staat, juich ik aan het vlakke strand: hij komt nooit in Engeland", de officiële versie was, maar dat was onjuist, geciteerde tekst ontstond tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen de NSB-jeugd het origineel : "Waar de blanke top der duinen schittert in de zonnegloed en de Noordzee vriendelijk bruisend Neerlands smalle kust begroet, juich ik aan het vlakke strand, ik heb u lief mijn Nederland", ten beste gaf.
Wees eerlijk wanneer heeft u voor het laatst uw tanden gezet in een notaris, een jonathan, een sterappel, een bellefleur, een granny smith, een james grieve, een cox orange pippin, een goudreinet, terwijl laatst genoemde appel met meer dan honderd tegelijk in de herfst op uw ouders zolder werd neergevlijd, zodat ze  ook in februari nog een letterlijk appeltje voor de dorst hadden. Nee, u moet het vandaag de dag doen met pink lady en  kanzi of in het ergste geval met het verorberen van een Jazz gezeten in een Honda Jazz luisterend  naar "Schlafe mein Prinzchen schlaf ein" gespeeld door Papa Bue's Viking Jazz Band. En dat is erg, heel erg. Iets  geheel anders. Weet u nog dat er in ieder dorp een begrafenisondernemer gevestigd was met zijn  eigen automobiel in de vorm van een zwart  geschilderde bestelwagen, waarin de dierbare overledene ten kerkhove werden gebracht, dat is tegenwoordig totaal anders, ik heb me laten vertellen dat de firma Oncologistics begrafenisauto's verhuurt onder de naam Terminaltransportation. Op de zijkant van de voitures staat naast  het gebruikelijke kruis, echter zonder de Here Jezus,  in flitsend lila  blokschrift de  naam van de onderneming, die geleid wordt door de uit België afkomstige Lieven Vanderbil.

Alfons Zwakvatter, Doetinchem.