10.6.13

Toeval 9

Gudrun von Dönsk kwam altijd uit Münster aangereisd, niet omdat ze daar woonachtig was, maar omdat haar broer daar woonde en dan was ze ook weer voor een jaar van hem af. Ze had sinds twee jaar het Duitse Geilenkirchen op aanraden van Alida Weidema - Tochtig verruild voor het Friese Donkerbroek en sprak sindsdien een aardig mondje Nederlands. Ze zei net tegen Philip Hengst dat ze buitengewoon gesteld was op reinheid, zuiverheid. "Vanzelfsprekend", beaamde Philip, het kan mijn  belevenis  nergens schoon genoeg zijn." "Weet U wat ik zo slim vind, bedwantsen, daar gruw ik zeer van". "Dat kan ik me levendig voorstellen." "Die beestjes vindt men in elk hotel en het zou mij niet verrassen dat ze ook tot hier in Oostenrijk zijn doorgedrongen en men kan er niets tegen maken. Het is verschrikkelijk, vindt u ook niet, heer Hengst? " Nou, heer Hengst vond het ook, al had hij in zijn hele leven nog nooit een bedwants gezien. "Weet u wat ik altijd doe zodra ik weer thuis ben?" Philip Hengst keek belangstellend. "Ik was al mijn zaken, zelfs mijn onderwas, die ik niet eenmaal heb aangehad." "En dat helpt?' vroeg de Philip Hengst. "Zelfsverstandelijk", antwoordde Gudrun von Dönsk.