Het wordt tijd de serie 'Zo kan het ook" te beëindigen en ik ga dat doen met een stukje globalisering, want waarom zingen en spelen de Groninger Stroatkinkers over hun liefde voor Groninger meisjes op de manier zoals dat gebruikelijk is in het Amerikaanse bluegrassrepertoire, een manier van zingen en musiceren ooit bedacht door Bill Monroe. Simpel. Omdat ze het leuk vinden. Hetzelfde gebeurt in Tsjechië. En in Japan. Ik herinner me de eerste Japanse auto's die tot ons kamen en hoe er gemopperd werd over imitatie, dat mopperen is jaren geleden al verdwenen, maar of dat met deze Japanse jodelaar en het jodelen in Japan in het algemeen zal gebeuren, waag ik te betwijfelen. Wij hadden hier ooit Olga Lowina, maar het jodelen in Nederland is nooit echt van grond gekomen. In Congo werd de rumba wel razend populair en je moet ook niet vreemd opkijken van een Soedanese mambo. In feite is die globalisering van muziek al een paar eeuwen aan de gang, de polka afkomstig uit Bohemen maakte rond 1840 furore in Parijs, de tango uit Argentinië kon je rond 1900 in Europa al horen.