1.8.23

Hitzig & Brünstig

 

De dames Foekje Ruizinga, Alida Weidema - Tochtig, Hetty de Hond - van der Loops en Gudrun von Dönsk haden elkaar toevallig op een skivakantie in Oostenrijk ontmoet. en daarna gingen de dames ieder jaar medio februari gezamenlijk naar Skihotel Hitzig und Brünstig in Großrammig, waar de eigenares, Frau Elfriede Krolsch hun bij aankomst met 'ein Kännchen Kaffee und Streuselkuchen' opwachtte.
De laatste weken van februari was het hotel ieder jaar "voll belegt". De eersten die arriveerden waren de drie Nederlandse dames, ze werden van het dichtstbijzijnde station per auto opgehaald door Franz Brünstig, het niet al te pientere manusje-van-alles en de enige nog in leven zijnde nazaat van één van de stichters van het hotel, alhoewel dat in 1865 slechts de naam "Dorfskneipe" verdiende. Twee dagen later kwam Frau Gudrun von Dönsk uit Münster aangereisd, meestal tegelijkertijd met Henk-Jan de Kater uit Kampen. Hij vertoonde zich nooit op de piste van Großrammig, hij hield het bij stevige bergwandelingen, die hij steevast in authentieke "Lederhosen" ondernam. Tegen de avond van dezelfde dag reed ook de suv van de Van Scrotumpjes uit Castricum het parkeerterrein van Skihotel  Hitzig und Brünstig op. Zij hadden drie kamers nodig, één voor de ouders, één voor  de zeventienjarige tweeling Frans-Frits en Frits-Frans en één voor de drie dochters van 15, 12 en 9.
De volgende ochtend, hij had de hele nacht doorgereden, kwam Philip Hengst met zijn Triumph TR6 en elk jaar, zo leek het, een nieuwe vriendin, maar het kon ook zijn dat dezelfde vrouw ieder jaar van kapsel veranderde. De Triumph was wel steeds identiek. Heel laat in de middag arriveerde de schuchtere Wietze van Rheu. Pas donderdagavond ging hij 'los', wanneer de lokale Musikkapelle Hochfickenburg in het Skihotel Hitzig und Brünstig  voor de gasten speelde. Het muziekgezelschap had in 2009 zijn honderdjarig bestaan gevierd en had oorspronkelijk zelfs K.u.K. - Kaiserlich und Königlich - in de naam mogen voeren, Franz Joseph zelf had het die titel verleend, nadat het in 1912 bij een "volkstümliches Fest" de eerste prijs had weten te behalen. Dirigent van Hochfickenburg was de notaris van het naburige Ranzen am Hornbach, Dr. Dr. Adolf Fögeln.
De enig overgebleven kamer ging 's avonds om half twaalf naar Ernst van Stierum, die met zijn Ierse vriendin Georgina Rutting per MG B uit Brussel, waar beiden voor veel geld iets Europees verrichtten, kwam aangereden. Elfriede Krolsch had twee keer gedreigd Van Stierum de deur te wijzen, de eerste keer omdat hij bijna slaande ruzie maakte met Philip Hengst, nadat hij denigrerende opmerkingen had gemaakt over diens Triumph, de tweede keer toen moeder van Scrotum om een andere kamer had gevraagd voor de tweeling, die 's nachts  niet had kunnen slapen omdat, zo zeiden ze, de mensen in de kamer naast de hunne de hele nacht naar een tenniswedstrijd hadden gekeken: het gekreun was niet van de lucht geweest. Moeder van Scrotum had meteen begrepen toch noch Andy Murray noch Serena Williams een balletje hadden geslagen. Van Stierum en Rutting hadden daarna onderdak gekregen in een annex van "Hitzig und Brünstig".
Oorspronkelijk was de annex een paardenstal geweest.
Nu stond in het hoofdgebouw, de echte herberg, een kamer leeg. Maar ook daarvoor meldde zich een vaste gast, Georgette d' Enchaleur uit Lascif sur Sournois, een wat verlopen typetje, dat al te graag verkondigde dat ze van zeer oude Franse adel was en zich het liefst ophield in de nabijheid van Gudrun von Dönsk. Haar Duits was niet om aan te horen, maar ze wist alle andere gasten duidelijk te maken "das was in die Doitsche Sprache 'von', in die Franzoisische Sprache 'de' war und das darumme Frau von Dönsk und sieselbst sehre vornèhm und adlisch waren." De enige die haar op het oog een gewillig oor leende was Wietze van Rheu, maar madame of mademoiselle (de andere gasten waren het oneens over haar al dan niet huwelijkse staat) sloeg ook bij hem hardnekkig toe vanwege het 'van' in zijn naam. Hij had haar proberen duidelijk te maken dat "van" in Nederland geen enkele betekenis had, maar daar wilde ze niets van horen: "Herr van Roi, Sie sind sehre sikèr adlisch, nischt nur vonwegèn 'van', abèr auch vonwegen Roi, Sie sind wahrschènlik von lignée extraconjugale, wie sagt man auf Deutsch, ausserehelische Abstammung, vielleicht von Franzoisische König, kann sein Louis XIV sogar".
Om het voor haar alleenreizende gasten wat gemütlich te maker - Frau Krolsch gebruikte zelfs het woord gesehlich - had ze steeds tafeltjes voor twee personen gedekt, tot Van Rheu een immense weerzin begon te vertonen tegen d'Enchaleur, die iedere ochtend beneden kwam in een wolk "Esprit du Printemps" en prompt bij hem aan tafel kwam zitten. Van Rheu had, behalve van haar geur en gestamel over adel, schoon genoeg van haar kleding. Waarom een vrouw van ver in de vijftig zich meende te moeten kleden als een tiener uit de jaren zestig met een paardenstaart en grote strik was hem een raadsel. Van Rheu vroeg Frau Krolsch 's avonds na het diner de volgende ochtend  een tafeltje voor hem alleen te dekken. Maar toen hij 's ochtends eindelijk alleen zijn glaasje sinaasappelsap dronk en zijn maanzaadbolletje at, schoof d'Enchaleur met Kännchen Kaffee en banaan toch weer bij hem aan. Aarzelend begon hij: "Ich möchte gerne, sehr gerne, alleine sein". Dat moedigde d'Enchaleur echter aan haar moederlijke instincten in  de strijd te gooien: "Abèr Herr van Roi was kann es sein, habèn Sie nisht kut keshlavèn, sind sie vielleisht malade?"