De
oudste auto die ik gereden heb, was een in 1911 in Glasgow gebouwde
Arrol-Johnston, stuur natuurlijk rechts en rem- en versnellingspook
buitenboord. De voetrem werkte alleen op de achterwielen, de handrem -
die beter functioneerde - op de cardanas. Hij had net als een Renault
uit die dagen een zogenaamde kolenktitneus en de radiateur zat achter de
motor, wanneer ik de sokken er in zette, pakweg zo'n vijfenvijftig
kilometer reed, dan spoot er heet water uit een piepklein gaatje in de
radiateurdop over de voorruit. Maar dat was de enige klacht. Over de
hierboven afgebeelde AMC "Pacer" uit 1977 heb ik veel meer klachten,
een vriend van me had er een en ik heb heel wat keren achter het stuur
gezeten en waarschijnlijk nog vaker de motorkap opengehad. Ondanks een
forse zescylinder met een inhoud van 3802 cc was de wagen niet vooruit
te branden, een zijruit, niet in U-profiel, maar simpeltjes,
klaarblijkelijk vanwege de kosten, geplakt op het raammechanisme, die
naar beneden viel en daarnaast een uiterst onbetrouwbare starter. De
"Pacer" uitgebracht in 1975 was dan wel kleiner dan de doorsnee
Amerikaan uit die jaren maar hij bood absoluut niet de oplossing voor de
vanwege de oliecrisis nagestreefde zuinigheid. Vanwege het vele glas -
het zicht rondom was boven alle lof - werd hij "the flyng fishbowl"
genoemd.