9.7.09

Ferrette


Begin jaren tachtig trok ik van noord naar zuid door de Elzas, ik begon in Molsheim - dat had alles te maken met de fabriek waar Ettore Bugatti ooit zijn auto's bouwde - en eindigde in Ferrette. Ik fietste een paar keer naar vanuit de laatste plaats naar Zwitserland, naar Bazel en naar een plaatsje waarvan ik de naam me niet meer kan herinneren, maar wel de marteltocht er naar toe, omdat mijn fiets voor dat soort hellingen te weinig versnellingen had. De Zwitserse douanier, die me klaarblijkelijk voor lokale Fransman aanzag, informeerde vriendelijk: "Woare debie?" en liet me met een brede armzwaai toe in zijn opgepoetste landschap. Plotseling was alles proper, minder groezelig. En er was ook geen miniem circus, dat ik gezien had aan de Franse kant van de grens: een kleine tent en vijf wagens, getrokken door wat leek op oud legermaterieel. Toen ik bleef staan kijken, liep een man met een cowboyhoed naar een cabine en schroefde het geluid van de radio op. Countrymuziek, het kon niet missen. Het kreeg iets Jour-de-Fêterigs.
Ferrette heeft net als de andere plaatsen in dit zo lang omstreden landschap ook een Duitse naam Pfirt, die in niets lijkt op de Franse naam. Ik zocht naar het verleden. Van 1871 tot 1918 was Ferrette Pfirt en van 1939 tot 1944 opnieuw en stond er 'Kolonialwaren' op de kruidenierswinkel. Het was nog steeds te lezen, want het verleden poets je niet weg. Kolonialwaren moet er tussen 1871 en 1918 opgezet zijn, want het was met de Duitse koloniën na 1918 afgelopen en ik veronderstel dat anders dan in Nederland het begrip ook eerder verdween.