Maar eigenlijk heb ik geen zin om van ons gesprek
een marktplaats van ellende te maken, dus ik noem geen fietsers die linksom een
rotonde nemen en motorrijders met Viagra in hun tank en keer terug bij Čalba’s korte broeken, mouwloze
hempjes en tatoeages en ik verzoek hem zijn ergernissen te precizeren. “Herinner je je toen je voor de eerste
keer een lange broek kreeg”, vraagt hij. “O ja, toen ik eindelijk die gehate
plus-fours kon verwisselen tegen een echte lange broek, die plus-fours was een verdomd ellendige en veel te lange
fase tussen korte en lange broek.” Aha, u was verheugd, wat beweegt dan al die
oude mannen van vandaag een korte
broek aan te trekken? Zoiets valt toch alleen maar te duiden als een
terugval, heimwee naar een lang
geleden afgesloten fase. Infantiel gedrag, regressie, noem het wat u wilt, maar
het is niet normaal. Het zou me dan ook niets verbazen als hun
onderbroeken niet geheel brandschoon zijn.” “Maar moet je het dragen van een korte broek boven een
zekere leeftijd verbieden?” “Ik
vind van wel, je moet mensen tegen hun eigen infantiele gedrag beschermen. Het is het begin van
dementeren.” “Dat is wel erg kort door de bocht. Ik kan me uw esthetische
bezwaren heel goed voorstellen, maar om het dragen van een korte broek nu meteen in het hoofdstuk
geestelijke defecten onder te brengen…” “U gaat veel te veel uit van uw
persoonlijke bezwaren, maar ik zie het anders, die, ik noem ze voor het gemak
maar kortebroekers of naaktbeners (Čalba gebruikte het woord nudeleggers) moeten tegen zichzelf in bescherming worden genomen. Dat ze
het straatbeeld bevuilen is duidelijk, maar als we dat als uitgangspunt nemen
ontstaat veel te gauw een
discussie over smaak en die wens ik niet te voeren. Hoe korter de broek hoe geringer de intelligentie, daar moeten ze op worden aangesproken. Ze moeten zich schamen dat ze zich zo gekleed in de openbare ruimte durven te vertonen."