30.7.13

Gesprek in Duitsland 7

-->
Maar het is mijn eer te na en ik blijf zitten. Čalba vraagt zich inmiddels af hoe het zo ver heeft kunnen komen: “In mijn jeugd zag je hooguit een anker op iemands arm, nu lijkt het of een heel volksdeel zich heeft laten toetakelen en dat, dat wil ik niet zien.  Ik bedoel: dat toetakelen is tot daar aan toe, maar waarom moet ik daar getuige van zijn. Ik ga verdomme toch ook niet naar een museum met  Italiaanse landschapjes of anderszins bijeengepenseelde pseudokunstwerkjes.” Ik begrijp zijn weerzin en zeg dat tatoeages te vergelijken zijn met niet opgeruimde hondenstront, beide bevuilen de straat. “Juist”, roept Čalba, een prachtige vergelijking en op het niet opruimen van hondenstront staat straf en ik zie niet in waarom het zichtbaar dragen van tatoeages ook niet bestraft kan worden.”
“Hoeveel mensen kent u die een bekeuring hebben gekregen omdat ze de stront van hun hond niet hebben opgeruimd? Ik ken er geen, dus het lijkt een goed plan, maar zonder een optredende overheid voorspel ik weinig succes!”