Anders dat wat velen van u denken is het afsteken van vuurwerk op
oudjaarsavond in dit land niet eerst in 1955 ontstaan, maar dateert het
geknal en geknetter al van 330 jaar voor Christus (goed, die was toen
nog niet geboren, maar zo worden de jaren nu eenmaal geteld) en
uitgevonden door een groep Batavieren onder de koene leiding van Ranja
Verbonk, die destijds de moerasdelta reeds vrij wilde houden van
vreemde smetten en voortdurend riep dat zij trots was op Nederland, dat
overigens nog niet bestond, maar zij wist als geen ander - zij was
immers niet voor niets leider van de Batavieren en enigszins te
vergelijken met Jeanne d'Arc, alhoewel ook die van later datum dateert -
toen al, dat je wonderlijke snuiters niet kunt vertrouwen en de toegang
tot de vleespotten, die trouwens sinds al eeuwen in Egypte stonden, moest verbieden.
Ranja Verbonk was oorspronkelijk de pacifistischsocialistische
beginselen toegedaan, maar kwam daar alras op terug, verwisselde haar
politieke idealen en maakte evenals Gommert Wikkers carrière bij de
Bataafse Volksdemocraten, die voorwendden de gewone Batavier van dienst te
zijn, maar hoofdzakelijk het volk geknal en geknetter gunden en in de
huidige leider op overtollig lawaaigebied, ene in 1981 geboren Klambambus Bijderhandd, de juiste man op de juiste plaats zouden vinden.
Wellicht
is het u in uw jeugd, gezeten in een te harde schoolbank, tijdens de
geschiedenislessen, niet ontgaan dat ons land in 1813 door een nijver
drietal, dat de zoon van onze laatste en zeer onbenullige stadhouder uit
Engeland importeerde, van republiek tot koninkrijk werd gemaakt. De drie - Grimbaart Walger Fruiteltuit Hooghindehersenen, Frommert Japik van Jubbega thoe Derdesluis en Bolderding Bronsgroeneikenhout van Kalverum
- waren weliswaar allen in vreemde krijgsdienst geweest en had het
Nederlanderschap onverwijld dienen te worden ontnomen, maar in zulks is
het vaderlandse establissement redelijk selectief, want het gebeurde niet,
in tegenstelling tot wat de Nederlanders overkwam die zo'n 125 jaar
later aan de zijde van het democratisch Spanje tegen Franco en zijn fascistische kornuiten vochten.
Nee, het drietal wordt zelfs geëerd met een triomfantelijk standbeeld in
Den Haag: Nederland werd een koninkrijk onder een aantal oksel- en
scrotumfrisse heren die evenwel van democratie weing kaas gegeten hadden
en van wie vooral de laatste ons altijd, dankzij Alexander Cohen, in
gedachten zal blijven als een monarch die volgaarne met een primaat zou
worden vergeleken. Maar al te dikwijls wordt onze vaderlandse geschiedenis met niet ter zake doende feiten opgeleukt, zo kan met zekerheid worden vastgesteld dat de in onze geschiedenisboekjes figurerende Jan van Schaffelaar in feite Johannes de Schoffelaar heette, ter ondersteuning van deze geschiedvervalsing diepte ik de volgende tekst op in het mediamuseum te Hilversum.
Teruggevonden deel van een radiolezing uit maart 1951 in een door de SGP gevorderde zendtijd voorgelezen door de omroeper van dienst
Stoffel Cromcond
Vanochtend, waarde luisteraars, wil ik het met
u hebben over het schoffelen op protestants-christelijke basis. Zoals U
waarschijnlijk zult weten, bestaat er een verschil tussen het hogere schoffelen, ook
wel bovenschoffelen genoemd en het lagere schoffelen, dat ook wel
onderschoffelen wordt geheten. Beide begrippen dateren al van voor de
reformatie, want paus Herpes III heeft
het in zijn encycliek uit 1264 “Sarclanda pro
Deo, aut superiore sartioni”, dus ver voor
Zwingli, bekend van zijn "Minimum fabrefacta dulcis currum", reeds over het schoffelen voor de Heer (sarclatio Dóminus), waarmee
het ruimte scheppen voor God bedoeld wordt. Herpes’ schoonzoon Jean Étourdi, chevalier de
Bapaume, interpreteerde het begrip bovenschoffelen echter ook als geldend voor
wereldse zaken, hij en zijn nageslacht hebben dan ook flink geschoffeld tot de
Franse revolutie van 1789 daar een eind aan maakte.
(enige regels onleesbaar)
Richten we thans onze blik
op het onderschoffelen. Pas na
de reformatie en in feite pas na Calvijn doet het begrip lager schoffelen zijn intrede. Oorspronkelijk heeft dit protestantse onderschoffelen een betekenis
die sterk verbonden is met de geslachtsdaad, pas in later eeuwen krijgt het lagere schoffelen een betekenis die
wij thans kennen. Pieter van den Oudenaerde Jzn. heeft het in zijn tractaat,
want zo kunnen wij zijn boek uit 1724 wel noemen, ”Van den schoffelaere en
sijne arbeid op den acker”, gedrukt bij Hermanus Pompernickel en Jean
Paindeseigle te Emmercompascuum, nadat een jaar eerder een Franstalige editie – "Du
ratisseur et son travail" was
verschenen bij Engelbert Boendermaecker te Anvers - nog altijd over “seeckere
festiviteyten durende de oogst waarbye de keerlen hunne lusten niet kunnende
ende bedwinghen en met de meydjens onder het hooy schoffelen”. Ruim honderd jaar
later, in 1853 gebruikt Hendricus Harkemans Hzn, schrijver van protestans-christelijke volksliteratuur voor strictvolwassenen
uit Krommenie het nog steeds in dezelfde zin: “Symen, beneeveld door den
genever schoffelde met Alijda achter het varkenskot, tot hij geheel onwel naar
buyten strompelde en vomeerde”. Eerst rond 1904 wordt onderschoffelen alleen nog gebruikt op de
manier die wij kennen: het wegwerken van onwelgevallige meningen. In het
woordenboek van Guikelman & Passeniersz (Giekerk & Bandoeng, 1907) lezen we dan ook als
voorbeeld: “republikeinse meningen worden in ons vaderland ondergeschoffeld”.
(rest van de tekst ontbreekt)
Een volgend maal vertel ik u over de fantastische avonturen van de Duitsebondsrepublikein en meest rechtse hand van kanselier Albenauwer, Hampelmann Maria Glopkens.
Kanselier Albenauwer was genoemd naar dit type Mercedes-Benz.