Dat Stinson afzag van verdere ontwikkeling van de Aircar had niet alleen te maken met de kosten van het project maar ook met de kansen die het bood. Was er echt behoefte aan een vliegende automobiel? De eigenaar kocht een kleine auto, veel kleiner dan de toen gebruikelijke acht- en zescylinders. Hij moest met de auto zonder propeller, vliegtuigmotor, staartboom en staart naar het vliegveld, stel zo'n dertig kilometer, moest daar de net genoemde zaken monteren, duur minimaal een half uur, vloog daarna naar een vliegveld vlakbij waar hij werkte, moest daarna propeller, vliegtuigmotor, staartboom en staart afmonteren en vervolgens, stel zo'n veertig kilometer, naar zijn werk rijden. Dat de man beter een achtcylinder kon aanschaffen staat buiten kijf, want die was aan het eind van de rit sneller en bovendien minder kostbaar, want op beide vliegvelden moesten ook nog faciliteiten worden gehuurd om het vliegend deel van de Autocar te stallen. Dat door de komst van de helikopter opnieuw naar een vliegende auto wordt gekeken is logisch, maar het idee van Stinson ging voorgoed in een burola.