24.1.07

Leeuwarden 2

Begin 1946 verhuisden we naar de Friese hoofdstad en kort daarop veranderde er iets aan de taal. Ik bedoel de taal die thuis gesproken werd. Mijn moeder sprak Fries met haar familie (die was er plotseling volop), mijn vader, geboren Leeuwarder, verstond die taal wel, maar sprak hem niet. Hij sprak stadsfries, de taal van zijn jeugd, dat was ook de taal van de straat en langzaam kroop het Liwadders het huis binnen: ga je mee, werd gaast met, moet je daar eens zien werd must daar us sien, vaak gevolgd door juh. Mijn moeder had aan het stadsfries, net als de meeste Friezen, een hekel, maar hield de verloedering niet tegen.
Mijn vader werkte op de Tweebaksmarkt en kwam net als mijn zusje en ik tussen de middag voor de warme maaltijd naar huis. Hij had suikerziekte, soms vertrok hij te laat van kantoor en werd ik hem tegemoet gestuurd. Als zijn stap onzeker werd, moest ik hem vragen een suikerklontje te nemen. Dat kostte veel moeite, want in de regel antwoordde hij grommend: "Heb ik niet nodig, mij mankeert niks." Maar hij begon wel onvast op zijn benen te staan en straks zouden ze op het schoolplein ongetwijfeld zeggen dat mijn vader weer dronken was en leg een hypo van een suikerpatient maar eens uit aan een tienjarig klasgenootje. Ik moest dus blijven aandringen, maar ik kan me niet herinneren dat het me ooit gelukt is mijn vader een suikerklontje te laten nemen. Hypo's waren vervelend, mijn aardige vader werd onherkenbaar driftig. Soms werd hij thuisgebracht met een taxi. Dan had Sietze Keuning, die zijn taxibedrijf en woning aan de Bleeklaan had, mijn vaders slingerende gang opgemerkt en aangeboden hem thuis te brengen. Daar wilde Keuning nooit geld voor hebben. Zo zat de wereld toen in elkaar en zo zit de wereld elders nog in elkaar. Toen mijn vrouw en ik ons met veel bagage in 2004 per taxi van het centrum van de Shetlandse hoofdstad Lerwick naar de veerboot naar de Far Oer lieten brengen, ontdekte ik in de vertrekhal dat ik mijn fotocamera kwijt was. Ik besloot terug te rennen naar het vertrekpunt, daar stond de taxi inmiddels ook weer. De camera lag niet in de auto. De chauffeur bood aan me terug te rijden naar de ferry en wilde daar absoluut geen geld voor aannemen. Mijn vrouw had de camera in een tas ontdekt en had een taxi gebeld om mij op te gaan halen. Die taxichauffeur was inmiddels voorgereden bij de vertrekhal, maar ook die taxichauffeur wilde geen geld: "No sir, we're glad you found your camera."