Er valt altijd veel uit te leggen als ik zeg dat ik Den Haag boven mijn geboortestad Amsterdam prefereer. Misschien was het anders gegaan als ik in 1940 in Amsterdam had kunnen blijven wonen, maar zelfs dat betwijfel ik. Den Haag vind ik bijvoorbeeld aantrekkelijker omdat het pleinen heeft, Amsterdam heeft maar één behoorlijk plein, het Amstelveld, de rest van de open ruimte is volgepropt met meestal veel, niet bij elkaar passend, lelijks. De nabijheid van de zee is een andere oorzaak, waarom ik Den Haag prefereer. En er is nog iets: over het algemeen vind ik Hagenaars aardiger. Gister was ik er na een paar maanden weer. Ik ga een winkel in, waar ik op zijn hoogst vier keer per jaar kom, de mevrouw achter de toonbank vraagt: "Zo, alleen op stap?", want ik kom er meestal met mijn vrouw. Ik: "Nee, mijn vrouw is hier om de hoek naar een pop kijken." Zoiets is me in Amsterdam nog nooit gebeurd, net zo min als ik ooit een hand heb gekregen van een ober in een hoofdstedelijk restaurant, waar ik maar twee keer per jaar kom. In Den Haag overkomt me dat wel.