Eind jaren zestig kocht ik mijn eerste vooroorlogse auto. Een zescylinder Nash uit 1937. En ik werd lid van de Nashclub in Amerika. De club had nogal wat leden in Denemarken en het leek me een goed idee in dat land op vakantie te gaan om een aantal van hen op te zoeken. In Ormslev had iemand een heel wagenpark, gedeeltelijk binnen en buiten. Buiten stond o.a een Mack Bulldog met kettingaandrijving. In de buurt van Kopenhagen vond ik bij een oudere heer een vier-onder-de-kap achtcylinder Nash met dubbele ontsteking. Ik mocht zelfs een stuk meerijden en ik kreeg een boek: "Danske Biler og Motorcykler 1900-20". Dat betekende Deense auto's en Motorrijwielen, dat wist ik inmiddels. Maar van de rest kon ik geen chocola maken, terwijl de Deense automobielindustrie belangrijk is, ook omdat ze er - dankzij Hammel - al heel vroeg bij waren. Ik zocht het aan hem gewijde hoofdstuk op: "Al bilisme i Danmark begyndet med Hammels selbebevaegelige køretøj - og dog." Woord voor woord vertalen zat er niet in, maar als ik maar de zin van de woorden begreep. Al het automobilisme in Denemarken begon met Hammels zelfbewegende auto - of ... want dat og dog begreep ik niet.