Van vakantie nam ik meestal iets mee dat me aan de taal van het land of de streek deed denken. Uit de Elzas een boek van Kuifje in het Elsässisch en een CD van René Egles, uit Jutland een verhalenboek in het Juts, uit Shetland een boek met grappen uit de de taal van Shetland, uit Cornwall een spraakkunst uit het Cornish en uit Bretagne iets soortgelijks uit het Bretons. Zo kwam ik er achter dat het woord vijftig in laatstgenoemde taal - naar analogie van het Franse quatre vingt - hanterkant is: half honderd. Kant kennen wij ook: een kantje haringen. Het gaat mij er niet om de taal te leren, maar om dit soort feiten en feitjes. In de belangrijkste winkelstraat van Kopenhagen Strøget hoorde ik een mevrouw die wilde afrekenen "Må jeg betale?" zeggen, het klonk als het Friese "Mei ik betelje?", dus ik waagde het er op. Dat was geen goed idee, want voor ons is het geschreven Deens iets totaal anders dan het gesproken Deens. Geschreven Deens heb ik me aardig duidelijk gemaakt, door om te beginnen advertentie van kranten te gaan lezen. Bij de advertenties stonden meestal plaatjes en die verduidelijkten veel.