2.6.24

Literatuur


Twijnstra, derde klas onderklerk bij de gemeente Leeuwarden, had net zijn potloden geslepen en zijn driekleurenbalpointpen rechts op zijn bureaublad gelegd, zijn kalenderblaadje omgeslagen op 13 december 1998 toen de telefoon ging. Moest zijn vrouw wezen, dacht hij, waarschijnlijk had hij vergeten de vuilnisbak aan de weg te zetten of had hij de band van zijn oudste zoons fiets niet opgepompt voordat die naar school moest, de jongen was verdomme al veertien en zou dat al lang zelf moeten kunnen. Maar nee, het was Hylkje Zondervan, de secretaresse van zijn chef met de mededeling dat hij als de gesmeerde bliksem bij die chef, meneer Miedema, diende te komen. Dat voorspelde weinig goeds: was er een kastekort? Had hij het licht bij weggaan, gisteravond niet uitgedraaid? Was hij vergeten opdracht te geven dat de brugwachter van de Vrouwenpoortsbrug, die al veertien dagen in het ziekenhuis lag, een Sinterklaascadeautje moest worden gebracht? Of had Miedema ontdekt dat hij eergistermiddag stiekem zijn hond vier uur onder zijn bureau had verstopt, nadat hij in de middagpauze met het beest naar de dierenarts was geweest? De hond had plotseling last gehad van winderigheid en omdat zijn vrouw in Franeker werkte, was er maar een oplossing geweest en dat was snel een bezoek van hem met het beest aan de dierenarts. Hij had wel de hele middag in de stank gezeten, want de pilletjes die waren voorgeschreven hadden natuurlijk niet meteen geholpen. Misschien had Miedema de indrukwekkende stank van Ceasar, want zo heette de hond, wel geroken?
 
"Goedemorgen meneer Miedema."
"Hallo Twijnstra, ga zitten!"
Dat viel mee, als hij iets fout gedaan had, mocht hij nooit gaan zitten, maar werden de zaken, voor hem althans, staand afgehandeld.
"Twijnstra, wat is volgens jou de belangrijkste schrijver die onze mooie stad ooit heeft voortgebracht?"
Een lastige vraag, want hij kende Miedema's literaire voorkeur niet en daar hing in feite natuurlijk alles van af. Twijnstra keek naar het plafond.
"Vooruit Twijnstra, jij moet met jouw achtergrond, toch wel een paar Leeuwarder auteurs kennen?"
"Nou meneer Miedema, wat dacht u van Starter, Cohen of Slauerhoff?"
"Nee, nee, neeeee, m'n beste Twijnstra", steunde meneer Miedema.
Nu wist hij dat hij moest uitkijken want als meneer Miedema m'n beste gebruikte dan voorspelde dat in de regel weinig goeds. Hij voelde dat hij in paniek raakte en dan dacht hij vaak heel verkeerde dingen zoals nu: waren Willem Weaze, Oebele Voorstreek en Pieter Tuinen schrijvers? Nee, natuurlijk niet, maar wie bedoelde meneer Miedema dan wel? Slauerhoff was als het er op aankwam, de enige Leeuwarder auteur die nationale faam genoot.
"Ik had mijn hoop op jou gevestigd Twijnstra omdat jij de enige op de secretarie bent die Nederlands gestudeerd heeft."
Hebt, dacht Twijnstra, niet heeft. Het was nog waar ook, anderhalf jaar was hij vrijwel iedere dag met de trein naar de Groninger universiteit geboemeld, maar uiteindelijk had hij zijn studie opgegeven vanwege examenvrees. Het koude zweet brak hem uit.
"Ik dacht aan een Leeuwarder schrijver die iedereen kent, Twijnstra."
Nynke van Hichtum? Maar nee, die had weliswaar in de stad gewoond, maar je kon haar toch bezwaarlijk een Leeuwarder schrijfster noemen.
"Wat dacht je van Havank, Twijnstra."
Jezus, Havank? Maar dat was toch geen literatuur?
Meneer Miedema keek hem met getuite lippen vol verwachting aan. Hij moest nu antwoorden.
"De man van de detectiveboekjes, bedoelt u?"
"Juist ja, die! En je mag gerust boeken zeggen in plaats van boekjes, Twijnstra en we hebben grootse plannen met hem!"
Grootse plannen met Havank? Twijnstra was ooit in zo'n boekje begonnen, maar had het na een bladzij of vijftien weggelegd, het haalde het niet bij het werk van Simenon.
"Ja Twijnstra, onze stad heeft een fantastisch plan: wij gaan een Havankpark aanleggen en jij, Twijnstra, wordt de spil van dat plan. Jij wordt twee maanden vrijgesteld van ander werk."
"Hoe bedoelt u meneer Miedema? Wat, wat wordt van mij verwacht? Hoe, hoe...?"
"Jij, Twijnstra gaat alle boeken van Havank lezen en je gaat je bovendien verdiepen in zijn leven: jij zoekt uit wij zijn vrienden waren, met wie hij getrouwd was, kortom jij wordt, zoals ik al zei, de spil waar ons Havankproject omdraait!"
"Maar, maar, meneer Miedema, wat is de zin van dat alles?"
Hij zag zich al dag in dag uit achter zijn bureau met, hoe heetten die boekjes ook alweer, "Grijze Miertjes"? "Oranje Tijgertjes"?
"De zin, beste Twijnstra is, dat wij volgend jaar het Havankpark kunnen openen met namen uit de door Havank geschreven "Zwarte beertjes". Die namen die jij gevonden hebt worden straatnamen in het Havankpark en je krijgt bij je werk zelfs hulp. Er komt een stagiaire je assisteren. Ik heb er al eentje op het oog: Marrichje van der Brol! Zij komt bij jou op je kamer en jullie zorgen er samen voor dat ik een reeks van potentiële straatnamen krijg, waaruit de gemeenteraad dan een keuze kan maken. Je begrijpt, Twijnstra, hoe meer namen hoe liever!"
Het duizelde Twijnstra toen hij weer achter zijn eigen bureau zat. Havank? Zouden ze in Den Haag ook een Dick Bospark, of hoe heette de schrijver daarvan ook alweer, gaan aanleggen? En wat moest hij met die Marrichje van der Brol op zijn kamer? Dat leek toch verdacht veel op een inbreuk op zijn privacy. Hij mocht Marrichje niet. Ze voelde zich klaarblijkelijk als stagiaire ver verheven boven de de rest van het personeel. Ze had hem bijvoorbeeld nog nooit gegroet en laatst had hij bij het kopieerapparaat met twee collega's toevallig een gesprek over haar gehad. Age Verstolk vond haar "n nuver mokkeltsje". Misschien is ze wel lesbisch, had Sytske Wester - Singelsma geopperd. Waarop Age, nooit verlegen om een grapje, "Potmarrichje" had gezegd. Grinnekend waren ze uit elkaar gegaan toen ze meneer Miedema zagen aankomen. Intussen zat hij er maar mooi mee. Met Havank en Marrichje van der Brol, het kon niet erger.
De Haagse collega, die hij vervolgens belde had zich voorgesteld als Ina van Meerdervoort, ze beantwoordde Twijnstra's vraag naar een Dick Bosstraat met een wedervraag: of hij de misschien de Boslaan bedoelde.
"Nee, nee, een Dick Bosstraat."
"O, de Van den Boschstraat."
"Nee, de Dick Bosstraat, genoemd naar de detective uit de boekjes van Alfred Mazure."
"Ik ga dat even even aan een collega vragen, een ogenblikje."
Het bleef daarna heel lang stil en hij hoorde iemand op de achtergrond in een hysterische lachbui uitbarsten."
Nog naproestend kwam Ina weer aan de telefoon: "Nee, hoor een straat met die naam hebben we hier niet."
Op dat moment kwam Marrichje van der Brol zijn kamer binnen.
Hij had nog net tijd om mevrouw Van Meerdervoort te bedanken toen Marrichje haar aanwezigheid kenbaar maakte met: "Goedemorgen Tuinstra".
"Ook goedemorgen Marrichje, het is overigens Twijnstra hoor."
"O, ik had liever dat je mij mejuffrouw Van der Brol noemt."
"Daar heb ik niets op tegen als u meneer Twijnstra tegen mij zegt."
De verhoudingen waren duidelijk, het Havankproject zou enorm gaan bijdragen aan een heel gezellige werksfeer.
"Wat heb jij van Havank gelezen, meneer Twijnstra?"
"Hoegenaamd niets en ik zou graag willen dat u me met u aanspreekt, mejuffrouw Van der Brol."
"Mijn vader had ze allemaal in de kast en ik heb ze, toen ik twaalf was, verslonden."
"Dan kunnen we u dus een echte autoriteit noemen", Twijnstra probeerde het niet al te sarcastisch te laten klinken.
"Destijds, maar dat is inmiddels zo'n tien jaar geleden, maar ongetwijfeld ga ik alle Havanks met plezier herlezen."
"Het lijkt mij goed dat we beiden alle boeken lezen en afzonderlijk van elkaar een lijst met namen aanleggen en die lijsten vervolgens met elkaar vergelijken, daarnaast moeten we zoveel mogelijk details uit Havanks leven achterhalen."
Zo, dat had hij in ieder geval duidelijk gemaakt. Hij moest hoe dan ook de leiding van het Havankproject in handen houden.
De volgende ochtend werden Twijnstra en Marrichje van der Brol bij hun chef, de heer Miedema geroepen, hij had een verrassing voor ze: "Om jullie aan te moedigen worden medio januari aanstaande al  twee straten vernoemd: er komen een Havanklaan en een Circus Mikkeniepad. Misschien vragen jullie je af wat dat circus met Havank te maken heeft..."
"Wat enig", zei Marrichje, "Circus Mikkenie is het enige boek van Havank dat in Leeuwarden speelt."
"Wist jij dat Twijnstra?" vroeg meneer Miedema.
"Nou nee, maar we zijn ook maar pas met het Havankproject begonnen", bromde Twijnstra.
"Juist en om jullie aan te moedigen worden er al vast twee straten naar Havank genoemd!"
Marrichje slaagde een juichkreetje: "O, meneer Miedema wat prachtig!"
Uiteindelijk leverde het duo Twijnstra/Van der Brol dertig, aan de boeken van Havank ontleende, namen in. Het was niet zonder slag of stoot gegaan, maar het karwei zat er op. Tenminste dat hoopte Twijnstra. Maar meneer Miedema riep op 1 april 1999 dat er vijf namen te weinig waren.  Twijnstra had meteen overwogen dat ze dan een vijftal gefingeerde figuren konden toevoegen: Archibaldina Philomena Hassefrasse, Pylorius Helicobacter, Clitoria Crotchborough, Fokje Fockema en Hammeroydina van der Bil. Dat feest ging helaas niet door omdat meneer Miedema gesteund door Marrichje namen uit het echte leven van Havank wilde vernoemen en dus werden respectievelijk Havanks uitgever, echtgenote, vriend, biechtvader en opvolger met een straat vereerd. Op 20 april 1999 kreeg Leeuwarden er de volgende serie straatnamen bij:

Een dag later stond er een grote foto van Marrichje van der Brol samen met meneer Miedema en burgemeester Loekie van Maaren - van Balen op de voorpagina van de Leeuwarder Courant. Twijnstra had griep voorgewend en was thuis gebleven. Hij schaamde zich en had  inmiddels naar de gemeentesecretarie van Groningen gesolliciteerd. Zijn benoeming per 1 juli a.s. had hij al op zak.