10.5.11

Kwaak 3

"Fiets, niet fieps", zei 702/1114, "je kunt erop rijden", hij gooide zijn rechterachterpoot over het zadel, zette zijn voeten op de trappers van het miniatuurfietsje, reed ongeveer een meter en viel om. "Ik wil ook", zei 702/1209. "Morgen mag jij", zei 702/1114, "het is hier veel te gevaarlijk, bovendien wil ik de fiets eerst nakijken en hij begon de fiets door het hoge gras achter zich aan te slepen. Dat bleek een heel karwei, 702/1209 kwebbelde er intussen vrolijk op los: "Morgen mooi fiepsen. Fiepsen." Hij sprong van opwinding en door zijn upsyndroom zo hoog, dat een net overvliegende reiger hem in de gaten kreeg, neerdook en opat. 702/1114 had zich zo goed en kwaad als het ging onder het fietsje verstopt, want hij had weinig behoefte om als dessert van 702/1209 te dienen.