31.10.11
Fluiten
In aansluiting op het stukje van Archibaldina Kweuternuik: Walt Disney laat in zijn film "Sneeuwwitje" uit 1937 haar het vrolijke lied "Whistle while you work" zingen, dat tijdens de oorlog werd aangevuld met "Hitler is a jerk". Dat brengt me min of meer automatisch bij Amerikaanse antinazitekenfilmpjes eerst eentje met Donald Duck van Disney daarna eentje met Bugs Bunny van Freleng.
Dagboek 5
Je hoort zelden meer iemand fluiten dat vind ik vreemd, mijn vader was een echte buitenfluiter als hij thuis kwam hoorde je hem van verre al aankomen, altijd met hetzelfde wijsje, waarvan ik de titel helaas vergeten ben, het was iets van "Jimmie Sailor", maar ik kan het mishebben, want het is zo lang geleden. De jongens uit de buurt floten ook allemaal, maar waarschijnlijk zijn de buitenfluiters verdwenen omdat iedereen nu in de auto zit en naar de radio luistert en als ze niet in de auto zitten dan lopen of fietsen ze al sms-nd of telefonerend. Ik vind het jammer dat er niet meer op straat gefloten wordt. Als meisje hoorde je niet op straat te fluiten, ik heb dat dus ook nooit gedaan, ik ben een typische binnenfluiter en doe dat altijd als ik stof of stofzuig, dan laat ik de radio uit en fluit, soms ook het liedje van mijn vader als hij onze straat in fietste. Ik zal woensdag aan Katja en Gijsbert toch eens vragen of zij nog fluiten, het gekke is dat een uitdrukking als "fluitend aan het werk zijn" nog steeds gebruikt wordt, maar dat niemand het meer doet en dat over een paar jaar niemand meer weet wat het eigenlijk betekent.
Archibaldina Kweuternuik
Sneeuw
Nooit begrepen waarom de elctriciteitskabels in de Verenigde Staten niet, zoals bij ons, onder de grond zijn gelegd, maar aan masten hangen. Nu een maand eerder dan gewoonlijk een fors pak sneeuw gevallen is in de staten van New England, terwijl de bladeren nog niet van de bomen gevallen zijn, zorgt dat voor grote problemen. Vriend Charlie uit Connecticut meldde gister al regelmatige stroomuitval en stuurde me deze prachtige foto.
29.10.11
Dagboek 4
Gistermiddag kreeg ik een aan mij geadresseerde folder in mijn brievenbus, twee jaar geleden zou ik die 's ochtends al ontvangen hebben, maar sinds de echte postbodes zijn verdwenen en vervangen door iedere dag een ander onduidelijk jeugdig manspersoon komen de brieven en drukwerkjes 's middags, of ik ten bate van de zwerfhonden in Georgië maar even drie euro per maand over wilde maken, waarom ik me speciaal het lot van de zwerfhonden in Georgië moet aantrekken en niet die in Armenië of Griekenland begrijp ik niet, als beloning zou ik kans maken op een tekening van Van der Blaf, maar het kan natuurlijk komen omdat de vrouw van de Georgische president net als die van Chubby Checker van de twist uit ons land komt, zij heeft trouwens nooit om donaties voor Amerikaanse zwerfhonden gevraagd maar misschien zijn die er wel niet, al kan ik me dat niet voorstellen, Georgia lijkt per slot van rekening veel op Georgië. Tegelijkertijd ontving ik een brief van Katja, de vriendin uit mijn jeugd met wie ik nog altijd contact heb gehouden en die uiteindelijk getrouwd is met iemand uit Den Haag, werkzaam bij de plantsoenendienst in die stad, maar inmiddels natuurlijk met pensioen, dat komt goed uit want zij willen volgende week woensdag komen en kan Gijsbert want zo heet hij, mij mooi adviseren welke bloembollen ik in mijn tuintje moet planten en mij ook vertellen hoe ik de katten er uit kan verjagen, ik heb gehoord dat er een systeem is dat net zo werkt als electrisch schrikdraad om de koeien in de weilanden te houden, dat lijkt mij erg goed al is het precies omgekeerd, ik zie die sluipgluiperds al flinke luchtsprongen maken, waarvan ik de eigenaars nog nooit een drollenzak heb zien aanschaffen. In ieder geval ga ik niet drie euro per maand naar Georgische zwerfhonden overmaken, dan maar geen kans op een tekening van Van der Blaf.
Archibaldina Kweuternuik
Archibaldina Kweuternuik
28.10.11
Dagboek 3
Ik heb een ontzettende hekel aan mijn voornaam, want wie heet er nou Archibaldina, maar het komt zo, ik ben de derde van vier zussen, mijn oudste zuster heet Klazina naar de moeder van mijn moeder, de daarop volgende zuster heet Geertje naar de moeder van mijn vader, ik heet Archibaldina naar de vader van mijn moeder en mijn jongste zuster heet Frederika naar de vader van mijn vader, zo ging het vroeger nu een keer bij het geven van de namen, ik kan daar nog verschrikkelijk kwaad over worden, want zo'n naam draag je je hele leven mee, of niet soms? Ik herinner me nog heel goed het feminisme van de jaren zeventig, maar daarover heb ik ze nooit gehoord en ik hoor er vandaag de dag ook niemand over, ik bedoel over de belachelijke vervrouwelijking van mannennamen, want Klazina is natuurlijk afgeleid van Klaas, Geertje van Geert, Archibaldina van Archibald en Frederika van Frederik en zo kan ik nog uren doorgaan Cornelia komt van Cornelis, Hendrika van Hendrik, Jasperina van Jasper, daarom vond ik Trea altijd zo'n mooie naam en ik had graag Trea willen heten, ik heb mijn man Cor die eigenlijk Cornelis heette en die vijf jaar geleden gecremeerd is dan ook gevraagd om mij Trea te noemen, maar daar had hij geen zin in en daar heb ik me maar bij neergelegd, toch hadden we best een goed huwelijk, na zijn overlijden heb ik Van der Blaf genomen, het is een aardige afleiding, toch lopen de kosten aardig op, want ik moet belasting voor hem betalen en dat hoeven mensen met een kat die de hele dag je hele tuin omwroet niet en Van der Blaf moet ook eten en daar boven op komen dan de zakjes waarover ik al eerder geschreven heb, soms kan ik me dan ook best voorstellen dat krapzittende mensen die het van een klein pensioentje moeten hebben zoals ik vooral als ze een grote hond hebben geen zakjes kopen, want grote zakken zijn duurder dan kleine. Gelukkig kan ik mijn naam afkorten tot Dina maar officieel is het natuurlijk Archibaldina, zo staat het ook op mijn bejaardenpas, ik weet niet waarom ik die heb want ik krijg nergens korting behalve als ik naar een museum ga, maar daar ga ik nooit heen want Van der Blaf mag er niet in.
Archibaldina Kweuternuik
Archibaldina Kweuternuik
27.10.11
Dagboek 2
Ik moet het toch nog even over die hondendrollenzakjes hebben, die zijn er in soorten en maten, over de maten hoef ik het niet te hebben, want voor Van der Blaf zijn de kleinste zakjes groot genoeg, maar die zijn er in twee soorten: zilvergrijze, waar je een deel van uit moet scheuren, en donkergrijze, die lijken op kleine vuilniszakken, die laatste heb ik het liefst, al hebben ze het bezwaar dat ze soms inscheuren en dan zijn ze meteen onbruikbaar, want ik heb geen zin boodschappen te doen met Van der Blafs grote boodschap aan mijn vingers. "Ploem ploem jenka" is gelukkig uit mijn hoofd, het is een leuk liedje, maar je moet er niet te lang op om kauwen, dat gebeurt heel veel de laatste tijd, ik heb een wijsje in mijn hoofd en krijg het er niet meer uit, dan zet ik de radio maar aan om iets nieuws te horen, maar die liedjes van vandaag kan ik niet nazingen, dus dan kom ik weer terug bij "Ploem ploem jenka" en dergelijke en dat is vervelend, ik ben er al voor bij de dokter geweest, want je hoort tegenwoordig van zulke vreemde kwalen, getuit in je oren en zo, maar daar heb ik gelukkig geen last van, de dokter kon trouwens niks voor mij doen en zei dat ik in noodgevallen maar een koptelefoon op moest zetten met een ander liedje dan dat ik in mijn hoofd had, nou ik zie me al met zo'n ding op mijn hoofd, zoals je veel bij jongelui ziet, volgens mij vernielen die hun trommelvliezen want hun geboenkeboenk hoor ik zelfs, terwijl mijn gehoor natuurlijk achteruitgegaan is sinds ik Trea Dobbs voor de eerste keer hoorde, bovendien denk ik dat Van der Blaf het niet leuk vindt als zijn baasje met een koptelefoon de straat opgaat, dus dat doe ik maar niet.
Archibaldina Kweuternuik
Archibaldina Kweuternuik
26.10.11
"Jodenjacht"
Gister "Jodenjacht" het nieuwe boek van Ad van Liempt gelezen. Ondertitel "De onthutsende rol van de Nederlandse politie in de Tweede Wereldoorlog". Ik vind het een teleurstellend boek, want het bevat wel een aantal zogenaamde "case stories", maar over de rol van de totale Nederlandse politie kom ik bijzonder weinig te weten en er staan bovendien een paar irriterende herhalingen in het boek. Ik zou eindelijk wel eens willen weten hoeveel hoeveel Nederlandse agenten joden uit hun huizen hebben gehaald en of er verschillen waren tussen het gedrag van bijvoorbeeld de politie in Nederland, Frankrijk en België tijdens de Tweede Wereldoorlog. De grootste zwijnen zoals Verstappen, Pattist en Wiebe krijgen met zo'n 250 anderen een plaats, maar hoe zat het met de doorsnee agent in Amsterdam, Leeuwarden en Drachten? Van de laatste plaats weet ik dat de avond voordat de familie Turksma van de Stationsweg zich 's ochtends op het tramstation moest melden, een agent aan de deur kwam met die boodschap, maar met de toevoeging: "We komen jullie niet halen." De Turksma's hadden dus een waarschuwing en hadden die avond nog kunnen onderduiken, er was zelfs een adres, maar om diverse redenen (die hier niet terzake doen) hebben ze dat niet gedaan. De jodenvervolging is een beschamend hoofdstuk in de vaderlandse geschiedenis, dat de politie daarin een rol heeft gespeeld staat buiten kijf, maar dit boek geeft geen antwoord op de vraag of het gedrag van een politieman afweek van dat van andere Nederlanders.
Dagboek
Terwijl ik vanochtend mijn hondje, een Maltezer, die ik de simpele naam Van der Blaf gegeven heb, zodat ik de naam niet vergeet, zag ik dat mijn buurman, tussen ons gezegd maar niet gezwegen een vlerk, alweer een nieuwe auto onder zijn kont heeft. Waar doet hij dat van? Niet dat het mij wat aangaat natuurlijk, maar je moet soms wel vraagtekens zetten, want als je dat niet doet, leef je niet, zei mijn moeder zaliger. Ik liep voor me zelf zingend de straat uit. Ik zing graag oude liedjes zoals "Ploem ploem jenka" waarmee Trea Dobbs ooit een hit had. Mijn God, waar blijft de tijd? Het was de mooiste tijd van mijn leven: Johnny Lion en die schat van een Trea en niet te vergeten Karin Kent, Kent was ook het sigarettenmerk dat ik toen rookte, want dat deed ik toen als de spreekwoordelijke schoorsteen, anderhalf pakje per dag. In die tijd leerde ik, maar dat wist ik toen nog niet mijn aanstaande man kennen, Cor, die nu alweer vijf jaar geleden gecremeerd is. Hij vroeg me om een vuurtje bij een optreden van Trea in Zaal Hummerdink in het dorp waar ik woonde. Cor kwam op de Puch met hoog stuur en potje, want zo heette dat, uit Nootdorp, daar was lef voor nodig, want de jongens uit mijn dorp zagen die uit Nootdorp niet zitten. Er is wat afgevochten en het ging natuurlijk altijd om ons meiden. Mijn vriendin Katja's verkering is daar nog om uitgeraakt, want haar vrijer kwam ook uit Nootdorp en hem zijn een paar tanden uit de bek geslagen. Waar ik me trouwens verschrikkelijk aan erger is dat andere hondenbezitters de stront van die honden niet opruimen en dat ik er op aangekeken wordt, terwijl ik bijna altijd Van der Blafs kleine drolletjes opruim, behalve als hij het naast een boom doet. Ik ben zeventig en heb moeite me te bukken, maar ik heb altijd zakjes bij me. Gisteravond zag ik weer zo'n man met een heel grote hond, ik zou het ras niet eens kennen, maar hij was zwart, ik bedoel de hond, midden op het trottoir zijn behoefte doen en daar word ik dan op aangezien. Ik zeg er ook maar niets meer van, want het enigste dat er gebeurt, wanneer je er wat van zegt, is een grote bek en daar heb ik geen behoefte aan.
Archibaldina Kweuternuik
Archibaldina Kweuternuik
25.10.11
24.10.11
Kalkoengier
Gister maakte vriend Charlie in Connecticut in zijn tuin deze opname van een "turkey vulture", een kalkoengier, een aaseter, die een doodgereden eekhoorn op de weg ontdekt had. De naam "turkey" heeft hij te danken aan het feit dat een volwassen mannetje op een kalkoen lijkt, maar in de Verenigde Staten wordt ook de volgende naam gebruikt: "turkey buzzard". Charlie werd op de aanwezigheid van het dier attent gemaakt door het zenuwachtige gedrag van zijn parkiet.
23.10.11
Nieuport 28
Toen begin 1918 de eerste Nieuports 28 leverbaar werden, haden de Fransen al gekozen voor de SPAD S.XIII en alhoewel de Nieuport geen slecht toestel was, was de SPAD een betere machine. Dat de Nieuport toch de nodige faam verwierf is te danken aan het feit dat de Amerikanen, kortelings betrokken in de Eerste Wereldoorlog, snel vliegtuigen nodig hadden en omdat de SPAD wegens een tekort aan Hispano-Suizamotoren niet leverbaar was kozen zij voor de Nieuport 28, ontworpen door Gustave Delage (geen familie van de man van het automerk). Er werden 297 machines door de United States Army Air Service aangeschaft.
De squadrons hadden verschillende mascottes, het 147e aerosquadron had een cairnterrier op de romp geschilderd. Dat laatste ga ik de heer Ozenfant niet aan zijn natte neus hangen want ongetwijfeld krijgt hij nog een verwaander stapje dan hij nu al heeft. In dit filmpje zien we een Nieuport 28 van het 95e areosquadron met als mascotte een schoppende ezel.
22.10.11
Reflector
Geen idee of er nog steeds rechten moeten worden betaald voor de uitvinding van de fietspedaalreflector. Uitvinder was SS-officier Anton Loibl, die in 1937 een patent ontving en aangezien de "Anton Loibl GmbH" voor 100% eigendom was van de SS ging het geld dat met het patent verdiend werd naar de SS. Na de oorlog werd, zover ik weet, de Bondsrepubliek eigenaar van dergelijke patenten.
20.10.11
Fré & Theo
Dit is mijn vaders ex libris ontworpen door Fré Cohen (1903 -1943). In het boek "Egeltje" van Theo Thijssen (over wie zo dadelijk meer) vond ik een een door haar in 1925 ontworpen bladwijzer, een "feestgave" t.g.v. het twintigjarig bestaan van "De Proletarische Vrouw".
Dat was dus voordat Fré een opleiding volgde aan de kunstnijverheidsschool Quellinus in Amsterdam, waar zij haar diploma haalde als graficus, hetgeen overigens niet betekent dat zij voor die tijd niet als ontwerpster bezig was: niet alleen bij de draad- en kabelfabriek Draka, maar ook bij de A.J.C. Haar grote doorbraak kwam toen zij al het drukwerk ging maken voor de stad Amsterdam. Daarnaast ontwierp ze boekomslagen voor Arbeiderspers, Querido en Wereldbibliotheek. In de oorlog dook ze onder, in 1943 werd ze opgepakt en maakte ze een eind aan haar leven. Ik verkeer in de gelukkige omstandigheid dat ik "een vrij werk" van haar bezit, een aquarel vermoedelijk van een boerderij in Vierhouten.
Theo Thijssen (1879 - 1943), opgeleid als onderwijzer, was bezoldigd bestuurslid van de Nederlandse Bond van Onderwijzers en van 1933 tot 1940 lid van de Tweede Kamer voor de SDAP en van 1935 tot 1941 voor dezelfde partij lid van de Amsterdamse gemeenteraad. Daarnasst schreef hij een groot aantal jeugdboeken, waarvan "Kees de jongen" en "De gelukkige klas" het bekendst werden.
"Egeltje" uit 1929 bevat een aantal autobiografische schetsen, de een beter dan de ander, maar de betere hebben, wat ik zou willen omschrijven als, een "Nescio"-gehalte. Eeen citaat:
"Trouwens, ik ben er ook niet zeker van, dat ik met hem op school heb gegaan ook, want hij is mysterieus-veel ouder dan ik. Maar ik ben wel genoodzaakt, er aan vast te houden, omdat ik anders waarachtig niet weten zou, hoe ik er op een avond toe gekomen ben, in de leeszaal van Ons Huis, een nogal deftige meneer op een, achteraf beschouwd, bespottelijk-hartelike manier op z'n schouder te slaan, en enigszins geroerd te zeggen: Allemachtig, van Dalen leef jij nog?"
19.10.11
Egyptische sigaretten
Heskes
De band van "Keesie Oranje" is ontworpen door W. Heskes. Een naam die bij mij een belletje doet rinkelen, maar die naam koppel ik niet aan een grafisch ontwerper maar aan de hoorspelacteur Wam Heskes. Ik zoek en verdraaid het blijkt dezelfde: hij was zowel beeldend kunstenaar als lid van de hoorspelkern. Principieel man, werd in de oorlog geen lid van de Kultuurkamer.
18.10.11
Belfloor en Bonnevu 2
Het blijkt dat ik me van het verhaal van "Belfloor en Bonnevu" van Hildebrand weinig herinner, maar dat de tekeningen van Van Raemdonck me bekend voorkomen, vooral dit plaatje van de pietepeuterig klein geworden "boze" reus stond me helder voor de geest.
Ik realiseer me dat het toch niet altijd de plaatjes zijn geweest die ik heb onthouden, want ik vroeg in de tweedehandsboekenwinkel in Weesp naar een ander boek waarvan juist het verhaal me is bijgebleven. Het was er niet, maar in deze razendsnelle tijd heb ik het zondag bij "De Rode Kater" in Zwolle op internet ontdekt en vanochtend lag het in mijn brievenbus. "Keesie Oranje" heet het en het moet destijds zo'n indruk op me hebben gemaakt, dat ik prompt mijn wens om treinmachinist te worden vergat en leeuwentemmer wilde worden. Hoelang ik die wens gekoesterd heb weet ik niet. Toen ik zondagmiddag naar het boek ging zoeken vond ik verschillende exemplaren, maar ik wilde coute que coute een boek met de juiste band. Waarom herinner ik me die cover? Hoe komt het dat ik me zo'n, wat in feite een detail is, herinner.
Al vaker heb ik mezelf betrapt op een "grafisch geheugen". Soms leidt dat tot komische situaties. Een paar jaar geleden was ik met mijn vrouw in Cornwall en we zagen dat John le Carré ergens op een zaterdagmiddag zijn boeken zou signeren. Dom genoeg, maakten we geen notitie en mijn vrouw herinnerde zich Newlyn, terwijl ik me het lettertype het affiche herinnerde maar ik kon me onmogelijk Newlyn voor de geest halen. We reden van Perranuthnoe naar Newlyn, maar het bleek niet te kloppen. Pas veel later, te laat zagen we opnieuw een aanplakbiljet, de signeersessie was in Marazion. Toen we daar aankwamen was John le Carré net vertrokken. Het lettertype dat ik mijn hoofd had, klopte trouwens, net als de plaats waarop het woord Marazion op het affiche stond.
"Keesie Oranje" werd geschreven door Kees Valkenstein (1862 - 1952), onderwijzer, maar ook correspondent voor het Algemeen Handelsblad tijdens de Russisch-Japanse oorlog (1912) en verslaggever voor die krant tijdens de Turkse revolutie, schrijver voor revues van Henri ter Hall en auteur van jongensboeken. In 1928 probeerde de Amsterdamse uitgever Van Holkema & Warendorf door middel van het uitschrijven van een prijsvraag de kwaliteit van kinderboeken te verhogen, prijs voor het beste jongens-, zowel voor het beste meisjesboek, was duizend gulden. De juryleden voor het jongensboek waren C. Joh. Kieviet, A.B. van Tienhoven en Theo J. Thijssen. Winnaar was Marie C. van Zeggelen met "Averij", maar Kees Valkenstein was met "Keesie Oranje" een van de genomineerden.
Ik realiseer me dat het toch niet altijd de plaatjes zijn geweest die ik heb onthouden, want ik vroeg in de tweedehandsboekenwinkel in Weesp naar een ander boek waarvan juist het verhaal me is bijgebleven. Het was er niet, maar in deze razendsnelle tijd heb ik het zondag bij "De Rode Kater" in Zwolle op internet ontdekt en vanochtend lag het in mijn brievenbus. "Keesie Oranje" heet het en het moet destijds zo'n indruk op me hebben gemaakt, dat ik prompt mijn wens om treinmachinist te worden vergat en leeuwentemmer wilde worden. Hoelang ik die wens gekoesterd heb weet ik niet. Toen ik zondagmiddag naar het boek ging zoeken vond ik verschillende exemplaren, maar ik wilde coute que coute een boek met de juiste band. Waarom herinner ik me die cover? Hoe komt het dat ik me zo'n, wat in feite een detail is, herinner.
Al vaker heb ik mezelf betrapt op een "grafisch geheugen". Soms leidt dat tot komische situaties. Een paar jaar geleden was ik met mijn vrouw in Cornwall en we zagen dat John le Carré ergens op een zaterdagmiddag zijn boeken zou signeren. Dom genoeg, maakten we geen notitie en mijn vrouw herinnerde zich Newlyn, terwijl ik me het lettertype het affiche herinnerde maar ik kon me onmogelijk Newlyn voor de geest halen. We reden van Perranuthnoe naar Newlyn, maar het bleek niet te kloppen. Pas veel later, te laat zagen we opnieuw een aanplakbiljet, de signeersessie was in Marazion. Toen we daar aankwamen was John le Carré net vertrokken. Het lettertype dat ik mijn hoofd had, klopte trouwens, net als de plaats waarop het woord Marazion op het affiche stond.
"Keesie Oranje" werd geschreven door Kees Valkenstein (1862 - 1952), onderwijzer, maar ook correspondent voor het Algemeen Handelsblad tijdens de Russisch-Japanse oorlog (1912) en verslaggever voor die krant tijdens de Turkse revolutie, schrijver voor revues van Henri ter Hall en auteur van jongensboeken. In 1928 probeerde de Amsterdamse uitgever Van Holkema & Warendorf door middel van het uitschrijven van een prijsvraag de kwaliteit van kinderboeken te verhogen, prijs voor het beste jongens-, zowel voor het beste meisjesboek, was duizend gulden. De juryleden voor het jongensboek waren C. Joh. Kieviet, A.B. van Tienhoven en Theo J. Thijssen. Winnaar was Marie C. van Zeggelen met "Averij", maar Kees Valkenstein was met "Keesie Oranje" een van de genomineerden.
17.10.11
Taboe
Er werd veel gelezen in het huis van mijn ouders. Er waren veel boeken, toen mijn vader 49 jaar geleden stierf had hij een bibliotheek met zo'n zevenduizend banden. Er werd ook verdraaid goed opgelet wat ik las: Dik Trom, Pietje Bell, Winnetou en Dick Bos kwamen niet in huize Bloemendaal, dergelijke boeken werden in ieder geval niet aangeschaft. Ik ben nog altijd dankbaar dat ik naast op het spoor van goede muziek op het spoor van goede literatuur ben gezet.
Natuurlijk heb ik Trom, Bell, Winnetou en Dick Bos wel gelezen, al kun je bij laatstgenoemde nauwelijks van lezen spreken. Hoe en waar ik ze gelezen heb weet ik niet meer. Alhoewel van de "indianen"-boeken van Karl May weet ik dat wel. In 1948 waren mijn ouders op een korte vakantie naar Amsterdam en ik logeerde bij de overburen. Op hun boekenplank stond "De schat in het Zilvermeer". Dat was de kat op het spek binden. Ik had het boek gelukkig uit voordat mijn ouders terug waren.
16.10.11
Belfloor en Bonnevu
Laat ik beginnen met een citaat:
"Maar .... zo makkelijk ging dat niet. Zulke dingen gaan nooit zo makkelijk. Want alle leden van de gemeenteraad moesten er ook bij zijn en de deftige mensen van de stad ook. Want daar komt het op aan en niet op gewone mensen. En al die deftigerds konden maar niet zo in hun daagse pak gaan. Nee, ze moesten er hun mooie zwarte pakken voor aantrekken en ze moesten er hun zwarte hoge hoeden voor opzetten en er hun witte handschoenen voor aantrekken. En de burgemeester moest iets zeggen, want burgemeesters zeggen altijd iets en of dat nu erg belangrijk is, of niet .... het komt toch in de krant."
Ik moet die woorden zo'n 65 jaar geleden voor het eerst gelezen hebben en gister las ik ze weer, want in een tweedehandsboekenwinkel in Weesp vond ik "Belfloor en Bonnevu, de twee goede reuzen" terug. Geschreven door A.D. Hildebrand (1907 - 1977), bekend van de Bolke de Beerboeken, Valko de Vos, Mikkie de hond van de witte bergen en van nog heel veel meer. Maar dat zijn de titels die ik me meteen herinner omdat ze in mijn boekenkast stonden. Natuurlijk ken ik het gevaar om een boek dat je als kind las als volwassene na jaren te herlezen en de teleurstelling die zich vervolgens van je meester maakt, omdat het verhaal dat je eens zo geweldig vond enorm tegenvalt. Het wonderlijke is dat het bij het lezen van "Belfloor en Bonnevu" niet gebeurt. Regelmatig moet ik grinikken, zoals om bovenstaand citaat en ik vraag me af of ik dat toen ik tien jaar oud was ook gedaan heb.
De illustraties in het boek zijn magistraal. Dat kan ook niet anders want ze zijn van George van Raemdonck (1888 - 1966) samen met A.M. de Jong schepper van de strip "Bulletje en Boonestaak" en maker van politieke prenten in sociaal-democratische periodieken.
De illustraties in het boek zijn magistraal. Dat kan ook niet anders want ze zijn van George van Raemdonck (1888 - 1966) samen met A.M. de Jong schepper van de strip "Bulletje en Boonestaak" en maker van politieke prenten in sociaal-democratische periodieken.
15.10.11
Sigaret of minaret?
Je ziet ze nooit meer, de ovale Egyptische sigaretten in prachtig versierde doosjes. Zo nu en dan, als ik een vooroorlogs blad opsla, vind ik sigarettenadvertenties. Maar waren de sigaretten met de namen "Tango", "Bolero" en "Rumba" van Ed. Laurens Egyptisch? Ik weet het niet en ik ken niemand in mijn directe omgeving die een antwoord op de vraag weet. Tien minuten lopend van mijn huis staat een 1915 gebouwde sigarettenfabriek (foto), nu een particuliere school. Het gebouw lijkt een moskee, dat moet alles te maken hebben gehad met het soort sigaretten dat in de fabriek gemaakt werd. Nu er regelmatig lawijt ontstaat over de bouw van moskeeën heb ik een goede raad voor de moslims in ons land: bouw een sigarettenfabriek.
14.10.11
Nog meer uit Praag
Merkwaardig toch, hoe de Tsjechen op basis van hun eigen folklore een nieuw soort popmuziek scheppen o.a. met gebruikmaking van oude instrumenten als een doedelzak maar ook met een redelijk recente uitvinding (1969) als de ebow (een electrische strijkstok voor gitaren). Čechomor is een mooi voorbeeld van zo'n band die dergelijke combinaties niet schuwt. Hier zien we Čechomor samen met de zangeres Ewa Farna in "Maluški", voor zover ik heb kunnen nagaan, oorspronkelijk een Pools kerstliedje. Een andere zangeres is Lenka Dusilová (foto), die ooit deel uitmaakte van een Praags kinderkoor, voordat ze samen met haar moeder en broer Tsjechische volksmuziek ging spelen en daarna bij de rockband Lucie zong. Behalve solistisch treedt ze ook op met Čechomor, hier in "Neber sobě" ("Trouw niet") en
"Ach Bože z nebe" (Ach lieve god in de hemel").
"Ach Bože z nebe" (Ach lieve god in de hemel").
13.10.11
Meer uit Praag
Maar het was niet alleen "oud blank" dat in Praag te beluisteren is, ook accoustische countrymuziek, bluegrass, heeft men zich met verve eigen gemaakt. Hier is de bewerking van Jimmie Rodgers "Blue Yodel #3" door de het kwartet Relief. "Beat me Daddy, Eight to the Bar" wordt in een komische video door een groep rond Ondřej Havelka, die we gister al ontmoetten, onder handen genomen. Maar hoe zit het met de eigen Tsjechische muziek? Zowel de muziek uit Praag als die van de omringende kontreien? Ik zag destijds in Praag Jožka Černy (foto) voor een enthousiast publiek tijdens een festival o.a. in "Ty hodiny Břecłavské" en dan was er Slapeto, prachtig groepje, dat bij mij logeerde en de bas 's nachts boven op hun Tatra lieten liggen, voor dat we naar de studio in Hilversum vertrokken. Dit is hun "Kde je moje máma". Een echt Praags kroeglied. Dit is het refrein van "Waar is mijn mamma?":
'Kde je moje máma, kde je, kdo ji zná,
někde za horama na mě vzpomíná,
někde za horama pro mě pláče snad,
kde je moje máma, k té se vždycky vrátím rád.'
Voor wie het laatste nog eens van Slapeto wil horen maar dan in 'Schwejkse' atmosfeer, kijk hier.
'Kde je moje máma, kde je, kdo ji zná,
někde za horama na mě vzpomíná,
někde za horama pro mě pláče snad,
kde je moje máma, k té se vždycky vrátím rád.'
Voor wie het laatste nog eens van Slapeto wil horen maar dan in 'Schwejkse' atmosfeer, kijk hier.
12.10.11
Oud Blank
"That's my weakness now" is een melodietje dat ik bijna mijn hele leven ken. Mijn vader had het op een 78-toerenplaat, gezongen door de "RhythmBoys" (Bing Crosby, Harry Barris en Al Rinker) begeleid door het orkest van Paul Whiteman. Gister vond ik het terug, gezongen in het Tsjechisch door een viertal heren uit het Originální Pražský Synkopický Orchestr. En wat een orkest! Zoiets moet Frits Hotz voor ogen hebben gehad toen hij in ons land "oud blank" in de stijl van Whiteman wilde doen herleven. In 1991 kocht ik in Praag een langspeelplaat met Tsjechische jazz uit de jaren twintig en dertig en maakte ik kennis met het fenomeen Jaroslav Ježek. Wat was die man goed en wat een schitterend nummer, de "Bugatti Step", die natuurlijk alles te maken had met zijn landgenote Eliška Junková (of Elizabeth Junek), de grootste vrouwelijke coureur in het vooroorlogse racecircuit. Het Originální Pražský Synkopický Orchestr, ik heb er eigenlijk geen woorden voor, slaat alles wat ik op revivalgebied gehoord heb. Daarom een paar nummers: eerst hun herkenningsmelodie "Squeeze me", daarna "Sick o'licks" en "Pleasure mad".
11.10.11
Ramsbodem
Ramsbodem wankelde met vaste stappen na hij de letter tot zijn ex-moeder-in-wet in de postdoos had gezet.
Zij had hem een letter geschreven in welke zij hem alle soorten van draadvolle namen riep. Het had hem mat gemaakt. Geen lichaam had het recht hem zulk een letter vol abuis te schrijven. Hij had hij haar scherpig en preciezig geantwoord. Nu was het haar draai om furieus te worden.
Hij opende het gat naar het publieke voetpad, deed zijn hond aan de lus en voelde zich herleefd. Hij startte even een kleine deun te fluiten. Iets van lang geleden, dat in zijn hoofd opsprong: "Knieën op moeder Bruin". In de distantie zag hij het dak van zijn broeders huis. Hij startte in die directie om een kop van thee te drinken. Dat wou hem even meer neer kalmen: de rustigheid van de Engelse landzijde.
Eduard was zijn oudere broeder, die in het parentele huis was gebleven, na moeder en vader hadden gedood. Eduard had nooit getrouwd, hij had geengageerd geweest tot het meest mooie meisje van het dorp, maar zij had gedood van consumptie. Zij had wat hij zijn oogsnoep noemde geweest. Na een carriere in de royale luchtkracht, was hij in boeren gegaan. Niet dat het hem veel bracht, maar het hield hem bezig. Een koppel van biggen, ongeveer twintig schapen, die hij gebruikte te herderen met zijn hond, Buizerd, een Schots bordhalssnoer.
Buizerd
Hij deed even met Buizerd mee aan competities en had een prijs gewonnen, die op het mantelstuk stond.
Ramsbodem vroeg hemzelf of hij Eduard wou vertellen van de naaste letter die hij van Mei’s moeder had ontvangen. Eduard had nooit zin gemaakt van dit soort zaken. Het leek boven zijn reikwijdte.
Ramsbodem kende het publieke voetpad heel wel. Het was een korte snee naar het dorp en naar de school. Moeder had het gehaat toen ze smal waren als ze over de gewone, te bezige weg gingen.
Wanneer hij nader kwam besloot hij dat Eduard niet thuis moest zijn, want Buizerd gaf geen tong en dat gebeurde altijd wanneer hij met zijn hond, een kleine Jaap Rusland, genaamd Annie, in dicht tot zijn broeders huis kwam.
Annie
Het was een zet ritueel, eerst hoorde je Buizerd, dan Annie en dan Buizerd weer. Maar het bleef gruwzaam stil. Hij hoopte dat niets gebeurd had. Je weet maar nooit met zulk een geisoleerde locatie. Hij liep in de achterdeur, roepend: “Eduard. Buizerd. Waar zijn je?” Stil niets. Geen singel geluid. Mag zijn dat ze naar de stad gingen, maar gebruikelijk riep Eduard hem bijvoorhand als hij op zulk een trip ging. Hij riep weer uit zijde te zien of de Afstandzwerver in front van het huis geparkeerd stond.
De Afstandzwerver stond, waar hij altijd stond. Schoon en opgewekt, omdat Eduard het diep inzijden van hem haatte als volk hem voor boer hield. Hij vertelde ieder lichaam dat hij schapen hield, gelijk anderen met treintjes speelden. “Het is juist een hobby”, zei hij.
Ramsbodem keerde op zijn stappen en ging opnieuw in zijde. “Eduard, waar ben je?” Hij hesiteerde verder te gaan. Aan het eind was het niet zijn huis.Wat zou hij doen. Optrappen? Of naar de frontkamer? Hij kruiste de hal. Annie weende. Hij opende deur van de frontkamer. Buizerd lag in een remarkabele positie voor de vuurplaats. Er was bloed op het karpet. Het wou beter zijn als hij de politie riep, recht nu.
Hij ging terug naar de keuken en pikte de telefoon op, wanneer hij iets suspicieus hoorde. Hij keek uit het venster en zag juist hoe enig lichaam zich op een tweewieler zelf schaars maakte. De man had iets dat Turks gebak leek te zijn op zijn hoofd, maar het kon ook Grieks zijn, dat zeker was Ramsbodem niet, vertelde hij de politie wanneer zij gearriveerd had. De officieren vroegen hem wanneer hij voor het laatst in contact met zijn broeder had geweest en of hem toen iets wonderlijks had geraakt.
“Een koppel van dagen geleden, de dag voor gisteren en we hadden onze normale conversatie. Een van zijn schapen had gestorven, maar niets ongebruikelijks.”
“Heeft uw broeder apart van de Afstandzwerver andere vehikels”, vroeg een officier.
“Ja, hij heeft twee kleine, postoorlog karren: een gespleten scherm Morsig Kleine Terts en een scheermeshoekige Triomf Meibloem, maar die zouden in deze tijd van het jaar in de beren zijn. Laten wij een kijk hebben.”
Beide karren stonden naast tot elkaar in de beren, die Eduard speciaal had laten bouwen. Op de weg terug naar de keuken zei een van de officieren: “Ik denk dat het ongeveer tijd is de forenzen te roepen”.
“Zouden we eerst het huis zoeken?”, vroeg Ramsbodem. “Hij kan optrappen zijn, we hebben daar niet gekeken.”
Ze klompten de trap op.
Ze gingen van kamer tot kamer. Geen zicht van Eduard. Hij had totaal verdwenen.
Ze gingen van kamer tot kamer. Geen zicht van Eduard. Hij had totaal verdwenen.
Er klonk een berk van neertrappen. “Annie”, zei Ramsbodem, “dat is mijn Jaap Rusland. Maar wacht een minuut, ik hoor twee honden, daar is een andere hond apart van Annie.” Hij rende de trappen neer en vond een staartzwaaiende Buizerd. Vreemd. Hij had de hond zien doodliggen in de frontkamer. En er had bloed op het karpet geweest. Een van de officieren vroeg: “Is dit een dooier?” “Nee, nee officier, u hebt voor uzelf de hond zien doodliggen in de frontkamer, ik wou voor een minuut geen dooier op uw spelen. En u hebt het bloed uzelf gezien.”
“Ja, waarschijnlijk strobesjam”, zei de officier.
Strobesjam? Waarom strobesjam? Als het strobesjam was, dan meende het dat iemand een truc op hem speelde. In een minuut of twee wou de oude dame met die lachwekkende, kleine hoed - hoe was haar naam? - juffrouw Esdoorn, of zo’n ding als dat, verschijnen om het strobesmysterie op te lossen. De hele kist leek een poets.
Hij draaide naar een van de officieren en zei:” Weet u wat vreemd was? De tweewieler, waar de man, met een hoofdversnelling die op Turks gebak leek, zich schaars maakte, was een Raleigh, een Raleigh RSW 16. Wie, de hel, rijdt een Raleigh RSW 16? De worst tweewieler van alle tijden. Ik ken maar enig een man die een RSW 16 eigent. Mijn broeder Eduard.”
Hij ratelde aan: “U weet Raleigh heeft even een vouwende RSW 16 gemaakt, die vouwende groter was als ongevouwd. Ridiculeus, heren, ridiculeus.”
Hij stak een Spelers Marine Snede op. Hij rookte nooit in zijn broeder huis, Eduard liet hem altijd uitzijde staan, onder de pretentie dat de rook niet uit van de gordijnen ging.
“Kalm neer, kalm neer”, zei een officier. “Heb een zitting en laat ons het overpraten.”
Ze eindigden weer in de keuken, waar hij zijn sigaret in het zink uitdoofde.
Buizerd en Annie namen een plaats aan zijn voeten. Hij streek ondenkend over beide hun hoofden.
In de distantie klonk muziek.
Hij startte de melodie te herkennen: het was een hoempa-achtige adaptie van de “Roze Panter”.
“Laten we naar uitzijde gaan”, adviseerde een officier.
Met de politie en beide honden liep Ramsbodem de laan neer, die leidde naar de weg.
Met de politie en beide honden liep Ramsbodem de laan neer, die leidde naar de weg.
Hij herkende het messingorkest van het dorp, in front van het liep Eduard als trommelmajoor. In plaats van de gebruikelijke banier, droeg hij een grote proclamatie met de woorden: “Vandaag wou je twaalfeneenhalf jaar getrouwd geweest hebben met Mei, wees glad je hebt niet”.
10.10.11
Link
Jascha Heifetzs (zie dit blog eergister) kleinzoon Danny is drummer, hij speelde onder meer met Link Wray (1929 - 2005), de man van het beroemde "Rumble". Link zag en sprak ik het laatst voor het Centraal Station in Amsterdam. Een flink aantal jaren eerder nam ik hem op in Rotterdam voor het VARA-programma "Moondogs". Ik had nooit eerder iemand zo fanatiek en luid horen soundchecken. Het was oorverdovend en het merkwaardige was dat op dat moment niet eens het PA aanstond, ik luisterde alleen maar naar zijn monitor. Link vocht in Korea, kreeg tbc en verloor aan die ziekte uiteindelijk een long. De laatste jaren van zijn leven woonde hij in Kopenhagen. Hier vertelt Link het verhaal over het ontstaan van "Rumble".
9.10.11
Usedom
Dit is mijn Cleveland leunend tegen een paal net buiten de Naardervesting. Een paar jaar geleden verkocht ik de fiets aan een galerie gewijd aan de schilder Lyonel Feininger (1871 -1956) op het Duitse eiland Usedom in de Oostzee. Feininger was verknocht aan het eiland en heeft er veel op een Cleveland rondgefietst en geschilderd. Geboren in New York als zoon van de violist Karl Feininger en de zangeres Elisabeth Feininger-Lutz werd hij op zestienjarige leeftijd naar Berlijn gestuurd om zijn onder zijn vaders leiding begonnen vioolstudie af te maken, zijn hart ging echter uit naar de grafische kunst en alhoewel hij later o.a. fuga's voor orgel schreef, meldde hij zich als leerling bij de konininklijke kunstacademie. Zijn eerste bekendheid kreeg hij als striptekenaar, baanbrekend was zijn manier om de gesproken tekst in "wolkjes" te zetten.
In 1911 maakte hij in Parijs kennis met het cubisme, een schilderij van hem in die stijl is onderstaand werk met fietsers(!).
Walter Gropius vroeg hem in 1919 de omslag van het Bauhausmanifest te ontwerpen en Feininger werkte zowel in Weimar als in Dessau aan dat instituur als leraar. Nadat zijn werk door de nazi's als "entartet" werd verklaard ging hij terug naar de Verenigde Staten. N.a.v. een drietal tentoonstellingen gewijd aan Feiningers kunst in Montreal, New York en Los Angeles schreef Sanford Schwartz onder de titel "Oddly Brilliant Beginnings" een artikel in de "The New York Review of Books" (29 september - 12 october 2011), maar voor wie Montreal, New York en Los Angeles wat ver is, Usedom is dichterbij en het bijzondere is dat daar een "Lyonel Feiniger Tour" gemaakt kan worden om de plekken te bezoeken waar hij heeft getekend en geschilderd.
In 1911 maakte hij in Parijs kennis met het cubisme, een schilderij van hem in die stijl is onderstaand werk met fietsers(!).
Walter Gropius vroeg hem in 1919 de omslag van het Bauhausmanifest te ontwerpen en Feininger werkte zowel in Weimar als in Dessau aan dat instituur als leraar. Nadat zijn werk door de nazi's als "entartet" werd verklaard ging hij terug naar de Verenigde Staten. N.a.v. een drietal tentoonstellingen gewijd aan Feiningers kunst in Montreal, New York en Los Angeles schreef Sanford Schwartz onder de titel "Oddly Brilliant Beginnings" een artikel in de "The New York Review of Books" (29 september - 12 october 2011), maar voor wie Montreal, New York en Los Angeles wat ver is, Usedom is dichterbij en het bijzondere is dat daar een "Lyonel Feiniger Tour" gemaakt kan worden om de plekken te bezoeken waar hij heeft getekend en geschilderd.
8.10.11
Guy
Ooit begonnen met de constructie van een vrachtwagen die net voor de Eerste Wereldoorlog afkwam, werd de fabriek tijdens die oorlog ingezet voor o.a. de bouw van vliegtuigmotoren. In 1919 verscheen de eerste personenwagen, een V8, waarvan er maar weinig werden verkocht. Er verscheen een goedkoper model met een viercilindermotor, maar ook dat had nauwelijks succes. De personenwagenproductie werd in 1925 stopgezet en de fabriek concentreerde zich op de bouw van vrachtwagens en bussen. De foto toont een Guy 'Arab' uit 1952, de jaren vijftig waren trouwens problematisch voor het merk, dat in 1961 werd overgenomen door Jaguar. De carrosserie van de 'Arab' is zonder enige twijfel Engels. Meer over de fabriek hier.
7.10.11
Naar Stad
De allereerste keer dat ik in Groningen was, moet in 1941 of 1942 geweest zijn. Ik herinner me het niet zo goed, ik was vijf. Mijn vader en ik gingen met de stoomtram vanuit Drachten. Het eerste wat in mijn geheugen boven komt drijven is een vies ijsje, een ijsje met een donkerrode saus dat ik kreeg bij Frigge. Het was beangstigend donker in de zaak. Daarna liepen we een heel eind, naar huizen gebouwd van baksteen, ergens op een hoek op de tweede etage bezochten we mensen met een vreemde naam. Het moet Aakster of iets dergelijks geweest zijn of we er gelogeerd hebben, weet ik niet meer. Jaren later, ik was inmiddels dertien, presteerde ik het om op vrije middagen vanuit Leeuwarden naar Groningen te liften. Eenmaal aangekomen stak ik de weg over en lifte weer naar huis. De naam van een van mijn liftkompanen weet ik nog: Jopie Schöder, of was het gewoon Schreuder, dezelfde met wie ik op de Eewal brandweertje speelde met een kinderwagenonderstel waarop we, hoe misdadig, een antieke speeldoos als sirene geinstalleerd hadden.
Morgen
Groningers vergeten toch niet dat zij zich morgen naar Stad dienen te reppen voor de 25e DAG VAN DE GRONINGER GESCHIEDENIS.
Het thema is "Ik en wij".
Het thema is "Ik en wij".
Aftrap door GOOV Muziektheater met liederen uit de musical Bommen Berend.Gedeputeerde van cultuur, Piet de Vey Mestdagh, opent de Dag van de Groninger Geschiedenis.Daarna volgt een optreden van kinderen uit Eemsmond en De Marne die liederen van Ede Staal zingen.Het thema wordt extra benadrukt door Imca Marina, die vertelt over haar ervaringen als bijzonder ambtenaar van de burgerlijke stand voor het sluiten van huwelijken. Verder biedt de dag een verscheidenheid aan activiteiten, zoals muziek van Auke Eringa en Slag ende Stoot, exposities van clubglazen uit het Groninger Museum en recent werk van de Amateur Fotografen Vereniging Daguerre, rondleidingen door de depots van het archief, lezingen over Groninger sport en sporters, Chinees Groningen en de geschiedenis van de fotografie. Tevens kunt u luisteren naar broeder Caesarius van Heisterbach die wonderverhalen over klooster Yesse vertelt en naar Jaap Ekhart, die vertelt over de relatie tussen een gevangen joodse Groninger en zijn achtergebleven niet-joodse vriendin, beschreven in het boek ‘Een liefde, een oorlog'.Ook kunt u de vissersboot ‘ZK4’ en de reddingsboot ‘Gebroeders Luden’ bezichtigen, een tochtje met het museumschip Emma door het verbindingskanaal maken of met oud-gemeentearchivaris en stadshistoricus Jan van den Broek in een historische bus van het Nationaal Busmuseum te Hoogezand op korte excursie gaan naar het gebied rond Hoogkerk, Den Horn en Leegkerk. En natuurlijk biedt de dag nog veel meer! De dag begint om 11.00 uur. Om 16.00 uur presenteert RTV Noords Reinder Smith de gebruikelijke Groninger Geschiedenisquiz, gevolgd door een muzikaal optreden van Bert Hadders die hiermee rond 17.30 uur de dag afsluit. Iedereen, jong en oud, is van harte welkom. De toegang is gratis.
Plaszak
Ach gossie toch, die Nederlandse Teloorwegen! Bij hoge nood mag de pasasagier zich met een zak terugtrekken in een leeg machinistencompartiment om een plasje te plegen. Twee jaar geleden was ik in Chicago en maakte ik uitgebreid gebruik van de 'interurban', een soort buurtspoor. Iedere wagon had, zoals het hoort een eigen toilet, dat ook door invaliden te gebruiken was.
6.10.11
Joseph Roth 2
Het laatste stuk in "Joseph Roth in Berlijn" schreef hij voor de "Cahiers Juifs" in het september/novembernummer van 1933. Roth woont dan in Parijs en kijkt terug naar de boekverbranding door de nazi's in Berlijn en andere Duitse steden op 10 mei van dat jaar. Het is een indrukwekkend artikel, waarin hij zich terecht afvraagt waarom de wereld zweeg: "Weinige waarnemers in de wereld lijken zich rekenschap te geven van de betekenis van de boekverbranding, de verdrijving van joodse schrijvers en alle andere waanzinnige pogingen van het Derde Rijk om de geest te vernietigen. De bloedige inbraak van de barbaren in de geperfectioneerde techniek, de verschrikkelijke stoet van gemechaniseerde orang-oetans, gewapend met handgranaten, met gifgassen, ammoniak en nitroglycerine, met gasmaskers en vliegtuigen, de opstand van de nakomelingen naar de geest (zo niet naar het bloed) van de Kimbren en Teutonen, dat alles betekent in veel sterkere mate dan de bedreigde en geterroriseerde wereld wil aannemen - men moet het erkennen en openlijk uitspreken - dat het geestelijke Europa capituleert. Het capituleert uit zwakheid, uit traagheid, uit onverschilligheid, uit onnadenkendheid (en het is een taak voor de toekomst om de redenen van deze schandelijke capitulatie nauwkeurig te doorgronden)."
Drie jaar later vonden in Berlijn de Olympische Spelen plaats.
Drie jaar later vonden in Berlijn de Olympische Spelen plaats.
5.10.11
Lepel
James Burton weet aardig gitaar te spelen met het instrument achter zijn rug, of het iets bijdraagt aan zijn gitaarspel is natuurlijk de vraag. Het is een gimmick. Net als het mondharmonicaspelen met de neus. Toch keek ik vreemd op toen ik Hannes Coetzee slidegitaar zag spelen met een theelepel. Niet in de hand, maar in de mond.
Dodge
In 1925, het jaar dat deze Dodge gebouwd werd, stond het merk nog op eigen benen. Drie jaar later werd het merk gekocht door Walter P. Chrysler die er 175 miljoen dollar voor betaalde. Dodge was in 1920 de op een na de best verkochte auto in de Verenigde Staten en in 1924 rolden er 1000 wagens van de band. Het merk dateert van 1914 en werd opgericht door de broers John en Horace Dodge.
4.10.11
Joseph Roth
Laat ik beginnen met slechts één zin te citeren: "De Prenzlauer Allee dankt haar verleidelijke naam aan de paar teringachtige bomen die aan het armoedige plaveisel van de voorstad zijn ontsproten, en niet van nature maar op grond van een besluit van het stadsbestuur bomen zijn." Wat een prachtzin. Hij komt uit de pen van Joseph Roth (1894 - 1939) in een artikel voor de Neue Berliner Zeitung - 12 Uhr-Blatt van 23 september 1920. Ik las de zin in "Joseph Roth in Berlijn - Een leesboek voor wandelaars"*, onder redactie van Michael Bienert dat ik vorige week, net als het boek van Erich Kästner, bij De Slegte vond. Opnieuw tast ik in het duister, hoe kan het in hemelnaam dat zo'n boek in de ramsj belandt? Roth hield niet van Berlijn, zo lees ik, maar hoe fascinerend beschrijft hij de stad en zijn bewoners. Zijn stamcafé was "Mampes Gute Stube" aan de Kurfürstendamm, maar sinds 1986 zit er een zelfbedieningsrestaurant, want van de glorie van de Kudamm is sinds de "Wiedervereinigung" weinig meer over, zelfs café "Kranzler" is nagenoeg verdwenen. "Mampes Gute Stube" (genoemd naar Mampes "Halb und Halb", een maagbitter) heb ik gelukkig nog gekend, het was een soort etablissement dat in Nederland bijna niet te vinden is,want ik ken geen café waar een schrijver een volledige roman kan schrijven, dat kon klaarblijkelijk in 1932 want Joseph Roth schreef in "Mampes Gute Stube" zijn roman "Radetzkymarsch". Ik ben een paar jaar geleden nog een keer met de trein in Berlijn teruggeweest, ik vond er de weg nog steeds, maar er was te veel veranderd en had het bijster slecht naar mijn zin, maar dat kan ook aan mijn neurotisch reisgezelschap gelegen hebben. Wie de echte sfeer van de jaren twintig in Berlijn wil proeven moet "Joseph Roth in Berlijn" aanschaffen, Roth toont de andere kant van de stad die Isherwood in "Goodbye to Berlin" (verfilmd in "Cabaret") beschrijft.
*Uitgeverij Atlas, ISBN 978 90 450 06277 d/2009/0108/559 NUR 302
3.10.11
2.10.11
Singer
Het oermodel van deze naoorlogse Singer dateert uit 1927, en om meteen iedere verwarring met naaimachines uit te sluiten, de Britse fabriek had niets met de Amerikaanse Singers te maken. In datzelfde jaar werd de Singerfabriek in Birmingham geopend, daarvoor kwamen alle Singers uit Coventry, waar de firma sinds 1905 gevestigd was. Helaas kon Singer de concurrentie met de grote merken na de Tweede Werldoorlog niet aan en werd het merk in 1956 opgeslokt door Rootes Motors en werden de Singers Hillmans met een gewijzigde grille.
1.10.11
Kästner
Natuurlijk had ik het boek veel eerder kunnen en moeten lezen. Het origineel verscheen nota bene in 1961 bij Atrium Verlag in Zürich, de Nederlandse vertaling liet 47 jaar op zich wachten en eindigde voor 6 euro 99 bij De Slegte. Het zijn de dagboeknotities van Erich Kästner (1899 - 1974) , die hij aan het eind van de Tweede Wereldoorlog maakte, eerst in Berlijn daarna in het Oostenrijkse Mayrhofen waar hij, omdat er zogenaamd gefilmd ging worden, naar toe reisde. Kästners boeken belandden in 1933 op de nazibrandstapel en hij hield het hoofd moeizaam boven water door onder schuilnaam o.a. aan filmscenario's te werken. "Nota bene '45"* is een fascinerend boek, dat ik in een ruk uit las, want hier las ik op een unieke wijze hoe de ondergang van het Derde Rijk beleefd werd, compleet met grappen die de Berlijners in de eerste maanden van 1945 maakten: "Heb je gehoord, Hitler en Roosevelt hebben een verbond gesloten. Roosevelt stuurt vliegtuigen en Hitler stelt het luchtruim ter beschikking." De Duitse bureaucratie speelt in die maanden nog altijd hoogtij, niets gebeurt zonder het invullen van papieren, soms in achtvoud, terwijl de vernietiging voor de deur staat. Kästner noteert bijvoorbeeld het verhaal van R., die zoals bijna elke soldaat verhalen vertelt over de kenmerkende gebreken van het veelgeprezen Duitse organisatietalent. "Het zijn altijd dezelfde gebreken. Het zijn huiveringwekkende gebreken. het zijn gebreken van het Duitse karakter. Wanneer het, zoals bij in allerijl uitgevoerde terugtochten, een kwestie is van buigen of barsten, moet je kunnen buigen. je moet je aan de situatie aanpassen. Je moet elastisch zijn. Je moet improviseren. Je mag niet onderdanig zijn. Wanneer de ontregeld raakt, hoef je je er niet meer aan te houden, anders botsen de treinen op elkaar. De Duitsers geloven niet niet in wat ze zien, maar in de dienstregeling. En ze gehoorzamen haar ook nog als ze er niet meer in geloven. Hun gehoorzaamheid is stompzinning. Ze is misdadig. En wanneer je hen aanklaagt, wijzen ze met hun vinger nar de dienstregeling. Dan schreeuwen ze: 'Aan de lantaarn ermee.'" In Mayrhofen maakt Kästner de bervrijding mee, hij ziet hoe de Oostenrijkers de portretten van Hitler van hun muren halen en zich ogenblikkelijk in een slachtofferrol manoeuvreren en het filmgezelschap uit Berlijn weg wil hebben. Op 15 mei 1945 noteert hij: "Het Derde Rijk is voorbij en men zal er boeken over schrijven. Miserabele, sensationele en leugenachtige, en hopelijk ook een paar oprechte en nuttige boeken. Een psychologisch onderzoek dat het gedrag van de doorsneeburger onder de loep neemt zal niet mogen ontbreken. En dat zou bijvoorbeeld De veranderlijkheid van de mens onder de dictatuur kunnen heten. Zonder zo'n anlyse zouden de vreemde werkers, onderzoekers, missionarissen en griezelgasten zonder leidraad in de doolhof staan. Ze zouden zich geen raad weten. en ook wij, die in de doolhof rondtastten toen het nog geen museum was en de minotaurus en zijn slachtoffers nog leefden, ook wij zullen het boek nodig hebben." Waarom het boek bij De Slegte belandde is mij een raadsel, waarom ik het boek in 1961 en in 2008 niet opmerkte ook. Gelukkig heb ik de schade gister ingehaald en wat let u om hetzelfde te doen?
*Erich Kästner: Nota bene '45. Een dagboek. Uitgeverij Atlas. ISBN 978 90 450 1228 5. D/2008/0108/557. NUR 302.
Subscribe to:
Posts (Atom)