In Italië werden net als elders in Europa langs openbare wegen snelheidswedstrijden georganiseerd en uiteraard deed Fiat mee: op 24 november 1902 vond een race plaats tussen een Panhard en een Fiat van Villanova naar Bologna, die gewonnen werd door Fiat met het Type 12PK. De afstand van 302 km werd afgelegd met een gemiddelde snelheid van bijna 36km/u. De cylinderinhoud bedroeg 3770 cc, maar die ging razendsnel omhoog, want de 60 PK uit 1903 had een cylinderinhoud van 10603cc en de successen bleven niet beperkt tot Italië, zelfs in de Verenigde Staten in Reedville won een Fiat. In 1904 verscheen de 75PK met een cylinderinhoud van 14112cc, het was de eerste Fiatmotor met kopkleppen en Vincenzo Lancia (ja zeker, dezelfde die later het merk Lancia lanceerde) won de rit Brescia-Cremona-Mantova-Brescia met een gemiddelde snelheid van bijna 116km/u. De eindaandrijving vond nog steeds met kettingen plaats, dat was ook het geval op de 100PK en de 110PK, de cylinderinhoud was inmiddels meer dan 16 liter, de met een kleinere inhoud (7363cc) 28-40PK was succesvol in de Targa Florio en vervolgens won de beroemde coureur Felice Nazzaro de Taunusrennen in Duitsland met een gemiddelde snelhheid van bijna 85 km/u. Succes volgde op succes, ook de Grand Prix de France werd door Felice Nazzaro gewonnen. De productie van gewone automobielen ging inmiddels gewoon door, de wedstrijden zorgden voor de faam van Fiat, Nazzaro haalde op de beroemde Engelse Brooklandsbaan een gemiddelde van 193km/u met de S.B. 4, de cylinderinhoud was gestegen tot 18146cc. In 1908 verscheen ook de S.61, die won in Santa Monica (Californië). Eindelijk komen we bij de afgebeelde auto, de S.74, winnaar van de Grote Prijs van Amerika was Bruce Brown. De wagen had een cylinderinhoud van 14137cc, het was een kopklepmotor, de wagen had vier versnellingen, voetrem op de transmissie, handrem op de achterwielen.