In de tien dagen dat ik in Freiburg was, ging ik drie keer naar dezelfde winkel en alle drie keren kwam ik er vrolijker uit dan ik er was binnengelopen. Redelijk uitzonderlijk. Naam en adres van de winkel had ik van mijn jongste zoon: Darleben aan de Fischerau. Een winkel vol handpoppen. Die handpoppen waren dieren: van walrus tot Tasmaanse duivel en van mol tot wolf. Een winkel die me blij maakte. Heel blij. Ik heb dat altijd gehad. Mijn dierenverzameling vroeger was mijn alles. Mijn moeder strafte me als ik stout was geweest door mijn lievelingsbeer af te pakken en ergens te verbergen. Wanneer zij boodschappen deed ging ik opzoek naar mijn beer, die lag gewoonlijk achter de lakens in de linnenkast. Ik nam hem er uit en sprak hem bemoedigend toe. Voor mij was die beer mijn toeverlaat. De winkel in Freiburg was een winkel vol toeverlaten. Ik kocht een mol, Pauli, en begon ogenblikkelijk een gesprek met hem. Maria Barleben ontwerpt de dieren. Hier boven haar man met Sixtus, de raaf.