De man, die voor het hotel een sigaret rookt, zegt dat het centrum hooguit twee tramhaltes verderop ligt. Dat is niet ver. Dat kan ik best belopen. Na twee haltes sta ik bij de ingang van het Hauptfriedhof van Freiburg. Een enorme poort met verderop een nog groter gebouw: hier word je na de dood echt onthaald. Achter de poort staat iemand met een electrisch karretje, ik vraag of je aan de andere kant van de dodenakker deze ook kan verlaten of dat je op je schreden terug moet keren. Nee, nee, de andere kant biedt de mogelijkheid om de begraafplaats te verlaten.Mijn vrouw en ik beginnen een lange wandeling. De aan het eind van de negentiende eeuw aangelegde begraafplaats is groot, heel groot en er blijkt nog voldoende ruimte, mocht ik behoefte hebben me hier ooit neer te vlijen. Na een half uur hebben we de keerzijde bereikt. Er is een mistroostige weg met weinig verkeer en daarachter ligt een rangeerterrein. Geen stadscentrum. Er zit niets anders op dan de terugweg te aanvaarden. Niet via de begraafplaats, maar er om heen. Dat is weliswaar verder, maar voorlopig hebben we op onze eerste dag in Freiburg graven genoeg gezien. Na een kwartier komen we aan de Dammweg, een gruispad, alleen toegankelijk voor fietsers en wandelaars. Na dat te hebben afgelopen besluiten we toch maar met de tram naar ons hotel terug te keren. We hebben genoeg gewandeld.