Maar zolang de Chevrolet nog niet op eigen wielen stond, had ik om van Breukelen naar Hilversum en vervolgens naar Harderwijk te komen vervoer nodig. In het begin reed ik met een Trabant en daarna met een Saab. Ik had toen de Chevrolet eenmaal klaar was het idee dat die mijn dagelijks vervoer zou worden, maar daar kwam ik in de herfst van terug. Zonde om met die auto 's winters te rijden. Dus ik ging op zoek naar alternatief vervoer. Een begrafenisauto. Ik probeerde het eerst in het dorp. De eigenaar vertelde me dat hij dat tegenover zijn klanten niet kon maken. In het centrum van Amsterdam kon ik drie volgwagens kopen voor duizend gulden. Maar wel in één koop. Dus twee vrienden opgescharreld, die ieder één voor zijn rekening nam. Het waren verlengde Mercury's met separatie en op een zaterdagmiddag haalden we de auto's op. Het werd geen succes, de auto was simpelweg te groot. Er volgde een nieuwe zoektocht en in de Betuwe vond ik wat ik zocht: een heuse begrafenisauto, een Ford "Ranchwagon" voor niet al te veel geld. De eigenaar startte de wagen, terwijl hij er naast stond en vervolgens maakten we een heel lange proefrit. Het leek alsof de man de auto helemaal niet kwijt wilde. Toen we uiteindelijk terugkeerden in zijn garage en ik in het kantoortje wilde afrekenen, ontdekte ik dat de wanden van het kantoor volgeplakt waren met foto's van racewagens. Grappig, iemand die altijd in zijn begrafenisauto heel langzaam moest rijden had een passie voor snelheid. (wordt vervolgd)