Het eerst dat vervangen moest worden waren de remleidingen, dan kon de Chevrolet gemakkelijker verplaatst worden in Pauls garage, bovendien kon de auto meteen voorzien worden van een glazen remoliepotje onder de motorkap. Ik dacht dat alle Chevrolet cabriolets van 1938 "Masters" waren, voorzien van onafhankelijke voorvering d.m.v. "knee action", maar de mijne had een starre vooras en de grille leek meer op een bestelauto te passen dan op een chique cabriolet. De motor werd doorgespoeld, kreeg nieuwe, ongedoopte olie, er kwam een nieuwe accu en de auto werd gestart. Alles leek mechanisch in orde. Ik had nog twee nieuwe richtingaanwijzers, die ik wilde combineren met de ook aan te brengen clignoteurs. Om e.e.a.. mogelijk te maken maakte Dick het bedradingsschema. Het enige dat niet klopte was de carburateur, dat was een Tillotson, die hoorde op een Willys, op de Chevrolet hoorde een Carter. Gelukkig wist ik een Chevrolet sedan 1938 op een sloop in Noord-Jutland te staan, als ik in de buurt kwam zou ik vragen of ik die er af mocht halen. Het schuren van de carrosserie kon beginnen. Elke dag reed ik na mijn werk in Hilversum, naar Harderwijk om na een paar uurtjes schuren naar Breukelen, mijn toenmalige woonplaats, te rijden. De auto kreeg vervolgens een professionele laklaag, een nieuwe linnen kap en werd uiteindelijk, om een Nederlands kenteken te krijgen, naar Utrecht gereden. Op weg daar naar toe werd ik aangehouden omdat ik nog steeds op het Deense kenteken, afkomstig uit Randers, reed. Maar dat werd snel opgelost en een paar dagen later had de Chevrolet het Nederlandse kenteken 75-07-MX. (wordt vervolgd)