
Vooral met de laatste CD "moet" ik iets doen, omdat hij teruggaat naar een periode van het eerste Amerikaanse amusement: artisten, die in kleine of grotere troepen het nieuwe land doortrokken en het publiek vermaakten met zwart gemaakte gezichten: karikaturen schetsten van vooral het vrolijke leven van de zwarte slaven op de plantages voor de Amerikaanse burgeroorlog. Dat blanken dat deden is niet zo vreemd: lachen om een minderheid gebeurt nog steeds, maar dat zwarte Amerikanen, n.b. met eveneens zwart gemaakte gezichten, dat ook deden, is merkwaardig.
Maar ook buiten het minstrelcircuit werden zg. "coon songs" gezongen: George W. Johnson, een zwarte Newyorkse straatartist, nam in 1891 het door de blanke banjospeler Sam Dewere gecomponeerde "The Whistling Coon" op, zeven jaar later gevolgd door het niet minder rascistische "The Whistling Girl".