Het moet eind jaren zeventig geweest zijn. Aad Bos, VARA’s jazzman had me gevraagd hand- en spandiensten te verelenen bij het jazzfestival in de Meervaart, net zoals ik dat eerder had gedaan bij het Larens jazzfestival. Ik praatte wat met muzikanten en zorgde dat ze op tijd op het podium stonden. Een van de musici had mijn speciale belangstelling, Red Rodney, de eerste blanke trompettist, die ooit met Charlie Parker opnamen had gemaakt. Rodneys echte naam was Robert Chudnick en ik had een vaag vermoeden, dat hij me iets meer kon vertellen, niet over zijn spel met Parker, want over die samenwerking had ik het nodige gelezen, maar over Rodneys eigen start in de muziek. Rodney deed wat wegwerpend en zei, dat ik vermoedelijk van de muzieksoort waarin hij ooit begonnen was niets kon weten. Hij keek uiterst verbaasd toen ik vertelde, dat ik net een programma over klezmermuziek had gemaakt met behulp van 78-toerenplaten van mijn vader (klezmer was dertig jaar geleden een onontgonnen terrein in Nederland). Mijn volgende vraag was welke taal er in zijn ouderlijke woning gesproken werd: Engels of Jiddisj? Rodney had thuis in Philadelphia Jiddisj gesproken en zijn eerste muziek speelde hij op joodse feestjes. Ik was enthousiast: eindelijk ontmoette ik iemand, die me uit de eerste hand wat meer over klezmer kon vertellen. We maakten een afspraak dat ik hem zou interviewen en dat hij zijn verhaal in het Jiddisj zou doen. Een uur later zat ik tegenover hem in zijn kleedkamer, hij met zijn trompet op schoot en toen hij ook nog even liet horen, dat hij de klezmermelodietjes niet vergeten was, kon mijn dag niet meer stuk. Kort daarna heb ik een programma over hem gemaakt. Video: Red Rodney in een eerbetoon aan Charlie Parker.