Zijn verhaal begint zo: 'In een land hier niet zo ver vandaan, Friesland, woonde eens de jonkvrouw van Hania tot Weidum. Op een dag stond de blonde jonkvrouw te kijken naar diamanten die zo schitterden in de vitrines, dat ze moest kijken. "U vindt ze mooi", zei een stem. "Schitterend", zei ze bijna onhoorbaar. Ze draaide zich om en zag een man met vurige bruine ogen, zwarte haren met lange krullen en een glimlach die mooier was dan alle dan alle juwelen die ze ooit had gezien. Hij was het zelf, de Joodse juwelier en eigenaar van 'Gouden Kettingen.'" Verderop in het interview verklaart Holman zich nader: Theo's adelijke overgrootmoeder werd zwanger van zijn Joodse overgrootvader. "Maar ze mochten niet samen zijn. Zij was van adel en hij was een Jood. Weliswaar rijk, maar wel een Jood en geen christen, dat ging niet samen. Dat was het familiegeheim. Die liefde tussen mijn Joodse overgrootvader en van mijn overgrootmoeder van Friese adel eindigde in een verboden mooie liefdesbaby, mijn grootmoeder. Maar de geliefden trouwden niet met elkaar. Ze trouwde met een man van haar stand."
Zegt de naam "Hania tot Weidum" mij iets? Dat merkwaardige "tot" ken ik niet in Friese adelijke titels, Friezen gebruiken "a", bovendien blijkt na enig zoeken er wel een Hania State in Weidum te hebben gestaan, maar het adelijke geslacht Hania is al enige eeuwen geleden uitgestorven. Holman is een kleinzoon van een fantoom of Holman is een fantast.