28.7.08

Leeuwarden

In Leeuwarden, ik schreef het eerder, woonden we aan de rand van de stad. In wat toen de laatste zijstraat aan de linkerhand van de Groningerstraatweg was. Op alle vier hoeken met de Azaleastraat was een winkel: twee bakkers, Boonstra en Abma, een kruidenier, Boersma en een slager, Feitsma. Alleen van de laatste was mijn moeder klant, de bakkers en de kruidenier waren zeer waarschijnlijk van een mijn moeder onwelgevallig geloof. Want zo was het kort na de Tweede Wereldoorlog, religie bepaalde nog waar je boodschappen deed. Als je onze straat, de Goudsbloemstraat, inreed kon je vrijwel meteen rechtsaf slaan de weg naar Lekkum, die weg heette dan ook Lekkummerweg en als je verder reed kwam je in Giekerk, de plaats waar mijn grootmoeder, die al in 1929 overleden was, begraven was. Nu probeer ik wel eens na bezoek aan het graf, waar inmiddels ook mijn grootvader en moeder zijn bijgezet, de oude weg van Lekkum naar de Goudsbloemstraat terug te vinden. Het is me nog geen keer gelukt: ik beland steeds in een totaal vreemde wereld, ik kan de Goudsbloemstraat alleen maar vinden als ik uit de stad kom. In 1946 reden kleine busjes, verbouwde brandweerwagens of ambulances
van het Britse leger, van de NOF onze straat in, om bij Boersma de hoek om te slaan, vermoedelijk op weg naar Dokkum. Maar daar ben ik met de bus nooit geweest, dus helemaal zeker ben ik niet. Verder was er weinig verkeer en ik kan me niet herinneren, dat iemand in onze straat een auto had.