Pake staat bovenste rij zesde van links, beppe zit op de "knibbels" als tweede op de tweede rij van boven
Beppe stierf in 1929. Ik heb haar niet gekend. Ik heb twee foto's van haar, een van toen ze jong was en een genomen midden jaren twintig, tijdens wat een familiereΓΌnie lijkt. Beppe moet veel ziek geweest zijn, want haar moeder Attje Dijkstra - de Vries (naar wie mijn moeder genoemd werd) bestierde op de boerderij het huishouden. Haar man IJme Dijkstra, boer aan het Jelsummerbinnenpad in Leeuwarden, was in januari 1907 gestorven en geen van de zonen wilde boer worden en zo belandde mijn pake op de boerderij. Klaarblijkelijk hoorde zijn schoonmoeder bij de inboedel, want alhoewel ze thuis bij een zoon van haar in Amersfoort in november 1925 stierf, moet ze het leven van mijn moeder - haar kleindochter - behoorlijk zuur gemaakt hebben, want tot de dood van mijn moeder, kon deze met afgrijzen vertellen over haar beppe, die met een natte vinger de pas door mijn moeder gestofte richels naging en haar niet gunde een krant in te zien. IJme was drie jaar ouder dan Attje, ze trouwden in 1875 in Bergum, in de trouwacte staat dat zij boerenmeid van beroep was. De boerderij, al lang afgebroken, heb ik aan de hand van pake voor de eerste keer vlak voor de oorlog gezien. Hij was toen al tien jaar geen echte boer meer, de crisis had er een eind aangemaakt en hij was melkboer in Leeuwarden. Hij liep achter een handkar met een wit, kort jasje en een witte pet op. Jaren later leerde ik daar een rijmpje op met veel handbewegingen, die je moest maken zodra je een witte pet zag. Hij had niet zoals zoveel anderen een hond onder de kar. Melk was niet verpakt, maar stond in bussen op de wagen: vrouwen haalden hun "mingels" melk, "suup" en "supenbrij" in pannetjes. Ik had ontzag voor pake, hij had een snor en die prikte als hij je kuste. Pake overleed in 1951, in een bejaardenhuis in Leeuwarden. Eerst was hij eerst een maand bij de ene dochter, dan een maand bij de andere dochter en vervolgens een maand bij de derde dochter onderdak geweest, maar uiteindelijk werd hij ondergebracht - ik weet geen beter woord - in een tehuis. Ik ben daar op veel vrije middagen naar toe gefietst en nog steeds voel ik medelijden en springen me de tranen in de ogen als ik bedenk hoe afschuwelijk dat voor hem moet zijn geweest, geen moment alleen: slapen op zaal en overdag altijd op dezelfde plaats, vooraan aan een tafeltje, aan het raam links. Op een middag vertelde hij me dat ik niet meer hoefde te komen. Ontdaan fietste ik naar huis. Wat had ik in hemelsnaam fout gedaan? Mijn moeder legde het uit: "Het gaat niet goed met pake, hij heeft aderverkalking en hij wil niet dat jij merkt dat hij minder wordt." Ik vind dat nog steeds een typisch en bewonderenswaardig pakebesluit.
Pakes geboortebewijs in het trouwboekje van zijn ouders: Rinze Willems Kooistra, werkman, geboren op 31 augustus 1844 in Jelsum en Baukje Pieters Dijkstra, zonder beroep, geboren op 16 januari 1850 in Stiens. Ze trouwden op 17 mei 1877. Rinze overleed in 1912 in Franeker,
Baukje overleed in 1925 Leeuwarden.
Baukje overleed in 1925 Leeuwarden.