28.4.17

Charles Flötenkrodt 2

Het was een heel gezelschap dat bij het kantoor van burgerlijke stand in Lunéville binnenstapte, behalve mijn persoontje, waar het  televisieprogrogramma immers om draaide, waren daar een tolk omdat mijn Frans niet al te best is, een cameraman, een geluidstechnicus en de regisseur. Samen met de ambtenaar zou alleen ik in beeld komen. De ambtenaar, ik ben zijn naam vergeten, liet mij een boek zien waaruit bleek dat mijn betoverovergrootvader Jerome Quackernack samen met zijn broer Pierre een kaaswinkel, een zogenaamde fromagerie, had in de Rue de Vitrimont in Lunéville,  maar dat de gebroeders hun hoop te veel gevestigd hadden op een kaas uit de Elzas, de munster, waarvan ze grote voorraden hadden ingeslagen die ze echter aan de straatstenen niet kwijt konden, waarop er klachten kwamen niet alleen van de naaste buren maar van de hele Rue de Vitrimont vanwege de stank. Op last van de autoriteiten werd de winkel gesloten en de broers vertrokken met de noorderzon. Jerome, mijn betoverovergrootvader, dus naar Nederland. Als ik verder in de familiegeschiedenis wilde duiken, vertelde de ambtenaar, dan diende ik mij bij de pastoor van de église Saint-Jacques te vervoegen,  want die zou in de doopregisters ongetwijfeld nog het nodige over de Quackernacks weten op te diepen.