Op tien minuten lopen van mijn huis bevindt zich, in een voormalig notariskantoor, waar ik ooit de koopacte van het huis tekende, een kliniek voor ongeneeslijk zieken met de ietwat ironische naam "C'est la vie". Dat Frans gebruikt wordt is mooi meegenomen en niet het vandaag eerder verwachte "That's life". Klaarblijkelijk hebben we er behoefte aan ons einde te verdoezelen. Wees dan ook niet verbaasd dat u als bejaarde kunt worden opgenomen in "Huize Zonnegloren", van waaruit u straks ter aarde wordt besteld. Ik kom daarop omdat ik ooit - ter verkrijging van de acte onderwijzer - buitenschoolse activiteiten diende te ontwikkelen. Eén ervan was dat ik een aantal maandagavonden kinderen tekenles gaf in een in Den Haag gecreëerd speciaal wijkje voor wat toen onmaatschappelijken heette: "Zomerhof". Neem van mij aan dat die naam tot de eufemismen van de vorige eeuw gerekend mag worden, want ik herinner me niets van wat de zomer tot een blij jaargetij maakte. Dat lag niet aan de bewoners, maar aan de indruk die het wijkje gaf: grauw en somber. Wie trouwens op het idee gekomen was om "onmaatschappelijken" op een hoop te gooien weet ik niet, maar het was een absurd idee. De kinderen, die ik les gaf, waren best leergierig, maar ik werd soms geconfronteerd met gedrag dat voor mij volslagen nieuw was. Voor tekenen is talent nodig, de één is er beter in dan de ander. En natuurlijk was er hier ook eentje die met kop en schouders uitstak boven de rest. Dat wist het jongentje dat naast hem zat ook en dus manoevreerde hij zijn waterpotje, waarin de penselen moesten worden uitgespoeld zo, dat het tot twee keer toe omviel over de tekening van het getalenteerde jongentje. Dat leidde uiteindelijk, zoals te verwachten, tot handgemeen. Goed, je haalt de vechtersbaasjes uitelkaar, maar wat doe je dan? Wie zet je apart? Ik heb de waterpotomgooier aan een ander tafeltje gezet, hem kleurpotloden en geen verf meer gegeven, maar achteraf weet ik nog steeds niet of dat de juiste beslissing was.