Immigranten neigen bij elkaar in één buurt te gaan wonen, dat is gemakkelijk, je kunt naast de nieuwe taal, je oude taal en soms zelfs je dialect van thuis blijven spreken. Bovendien heb je hard kans dat er een winkel in de buurt komt met voedsel uit het recent verlaten vaderland. Met immigranten bedoel ik trouwens niet alleen landverhuizers, maar ook streekverhuizers. Naar de Amsterdamse koperenknopenbuurt trokken zo'n 120 jaar geleden veel Friezen en naar de Parijse Marais Auvergnaten. Ze vormden verenigingen, zongen liedjes en speelden muziek over en van hun geboortegrond. In de Verenigde Staten bestaan in grote steden, als New York en Chicago, nog altijd buurten als 'Little Italy' waar Italianen neerstreken, maar hetzelfde geldt voor Zweden, Ieren, Polen en Puertoricanen etc., kortom er valt een hele waslijst te maken van stadsgedeelten waar 'vreemdelingen' wonen. Een en ander had ook gevolgen voor de grammofoonplatenindustrie, want wie op zoek gaat naar bijvoorbeeld Poolse muziek uit de jaren twintig, komt al snel terecht in Chicago, ook omdat de Amerikanen heel wat verder waren met opnemen van platen dan de Polen in het moederland. Dit is een opname van Bruno Rudzinski uit 1928, een in 1900 in Chicago geboren spoorwegarbeider die er plezier in had in Poolse kroegen op te treden en dit is een opname van het Orkiestra Wiejska uit 1919 met 'Piekne Dziewcze' (Mooi meisje). Grammofoonplaten werden destijds wel ondergebracht in verschillende series, Columbia bracht zijn Poolse platen uit in de 'Foreign Series'. Wie vandaag de dag op zoek gaat naar Poolse muziek in de Verenigde Staten hoeft niet heel veel moeite te doen, het instrumentarium mag dan wel veranderd c.q. uitgebreid zijn, maar de muziek is nagenoeg hetzelfde gebleven, dit zijn Eddie Rodick en Walter Ostanek (foto).