24.1.20

Vaderlandse televisie


U kent me ongetwijfeld allemaal van de televisie. Ik presenteer op NPO 3 het succesvolle programma "Down with Cancer", waar mensen met het syndroom van Down, die kanker hebben in de gelegenheid worden gesteld aan allerlei vrolijke activiteiten mee te doen, zoals heel recent het kerstboomversieren. Helaas bleken de bomen in Leeuwarden te weinig betakt  zodat de Leeuwarder burgemeester Buma, die het startschot voor het versieren gegeven had, met de door hem aangedragen ballen weer naar huis moest.
Mijn naam is Charles Flötenkrodt  en zoals de naam al verraadt ben ik van Duitse komaf: mijn voorouders komen uit de buurt van Gammelbecker aan de Oder en zover ik heb kunnen nagaan zijn ze rond 1745 met paard en wagen bij Denekamp de Nederlandse grens overgetrokken en hebben zij de eerste tien jaar in Zwiggelte (Drenthe) gewoond. 
Mijn moeder is een Kwakernaak en in dit speciale televisieprogramma ga ik haar stamboom uitzoeken. Kwakernaak is een verbastering van Quackernack en in de familie gaat het verhaal dat wij afstammen van Charles le Chauve (in het Nederlands Karel de Kale), maar die leefde zolang geleden dat ik dat gerucht niet  kan bevestigen. In dit programma hoop ik uit te vinden of het verhaal op waarheid berust. Mijn moeders betovergrootvader Jerome Quackernack werd geboren in Lunéville en dus reis ik - op uw kosten - naar  die Franse stad om daar met behulp van de stadsarchivaris uit te zoeken waar hij oorspronkelijk vandaan kwam, wat hij in Lunéville deed - ik bedoel wat voor werk hij had - en waarom hij uiteindelijk naar Nederland vertrok.
Het was trouwens een heel gezelschap dat bij het kantoor van burgerlijke stand in Lunéville binnenstapte, behalve mijn persoontje, waar het  televisieprogrogramma immers om draaide, waren daar een tolk omdat mijn Frans niet al te best is, een cameraman, een geluidstechnicus en de regisseur. Samen met de ambtenaar zou alleen ik in beeld komen. De ambtenaar, ik ben zijn naam vergeten, liet mij een boek zien waaruit bleek dat mijn betoverovergrootvader Jerome Quackernack samen met zijn broer Pierre een kaaswinkel, een zogenaamde fromagerie, had in de Rue de Vitrimont in Lunéville,  maar dat de gebroeders hun hoop te veel gevestigd hadden op een kaas uit de Elzas, de munster, waarvan ze grote voorraden hadden ingeslagen die ze echter aan de straatstenen niet kwijt konden, waarop er klachten kwamen niet alleen van de naaste buren maar van de hele Rue de Vitrimont vanwege de stank. Op last van de autoriteiten werd de winkel gesloten en de broers vertrokken met de noorderzon. Jerome, mijn betoverovergrootvader, dus naar Nederland. Als ik verder in de familiegeschiedenis wilde duiken, vertelde de ambtenaar, dan diende ik mij bij de pastoor van de église Saint-Jacques te vervoegen,  want die zou in de doopregisters ongetwijfeld nog het nodige over de Quackernacks weten op te diepen.
Gelukkig bleek de  pastoor van de Saint-Jacques een Vlaming - Christiaan Servatius Maria Van Den Menobbellen - (ik heb dat even snel opgeschreven), zodat ik tot grote vreugde van de regisseur van het programma niet meer hoefde te doen alsof ik Frans verstond. We spraken Nederlands met elkaar en Van Den Menobbellen had een geboorte-, een trouw- en overlijdensregister klaargelegd, waaruit bleek dat de grootvader van Jerome en Pierre Quackernack oorspronkelijk uit Stosswihr, een dorpje onder  de rook van Munster in de Elzas afkomstig waren, hetgeen meteen verklaarde waarom de fromagerie aan  de Rue de Vitrimont zo'n enorme hoeveelheid munsterkaas had ingeslagen. Dat was gebeurd uit solidariteit met de geboortegrond. Uit het geboorteregister bleek dat mijn voorvader Jerome Quackernack gehuwd was met Marie Thérèse Bontrouvé en uit de andere boeken bleek dat zijn vader eveneens Jerome en diens vader ook Jerome heetten. Heel bijzonder was, zei de pastoor, dat laatstgenoemde Jerome gehuwd was met edelvrouwe Charlotte de Hébété, afkomstig uit een oud, zij het aan lager wal geraakt, adelijk geslacht afkomstig Ribeauvillé. Daar wilde ik ogenblikkelijk meer van weten, want van adelzijn leek me wel wat. "Dan moet u naar Ribeauvillé", zei Van Den Menobbellen.
"En u hebt geluk", vervolgde pastoor Van Den Menobbellen, "mijn neef Johannes Marie is in Ribeauvillé als pastoor verbonden aan de Saint-Grégoirekerk". Dus vervolgden wij onze weg, na een dorstlessend avondje  in de bar "Le Stanislas" in Lunéville, de volgende ochtend naar Ribeauvillé, waar ik een ontmoeting had met  pastoor Johannes Marie Van Den Menobbelen die een groot aantal leggers had klaargelegd, waaruit overduidelijk bleek dat ik hoe dan ook blauw bloed in de aderen heb en wonderbaarlijk genoeg afstam van een reeks graven - nota bene met mijn voornaam - te beginnen in de dertiende eeuw. Zij bouwden het kasteel Girsberg en hielden het een paar eeuwen in hun bezit, de eerste die in voornoemde leggers genoemd wordt is Charles le Vétileux die tot in  de verre omgeving bekendheid genoot vanwege zijn rooftochten, zijn  zoon Charles le Malveilant had,  zo wil het verhaal, negenentachtig kinderen (overigens achttien minder dan zijn vader), waarvan drie bij zijn wettige echtgenote, één van die "echte" kinderen was Charles le Veule die dwarsfiedel  speelde in het orkest van ene Ray Ventura Sr. en enige tijd verkeerde aan het hof van Henri le Glouton de Besançon, waar op kille winteravonden naakt krijgertje met jeugdige wilde varkens rond de open haard werd gespeeld, die vervolgens aan het spit werden geregen en opgegeten. De zoon van  Charles le Veule werd om onduidelijke redenen Charles le Vermoulu genoemd, sommige tijdgenoten beweren trouwens dat niet Charles le Veule maar Henri le Glouton de Besançon Charles le Veules echtgenote bezwangerde. De oudste zoon van Charles le Vermoulu nam vervolgens de geslachtsnaam Hébété aan en ik stam hoe dan ook van deze Charles af en ben dus van adel, het enige wat  me nu te doen staat is de vertaling  van Vétileux, Malveilant, Veule,  Vermoulu en Hébété in een woordenboek op te zoeken, maar ik vermoed dat het allemaal begrippen zijn die in het Nederlands  de Gelukzalige betekenen, ik ben dus eigenlijk Karel de Gelukzalige en ga me laten inschrijven in het Nederlandse boek van adel. Het wordt hoe dan ook een fascinerend televisieprogramma met mij in de hoofdrol. Het eindigt bij het vervallen kasteel Girsberg, dat vroeger trouwens Petit-Ribeaubété heette, waar ik uitroep: "Je est du noble!"