U
kent me ongetwijfeld allemaal van de televisie. Ik presenteer op NPO 3 het
succesvolle programma "Down with Cancer", waar mensen met het
syndroom van Down, die kanker hebben in de gelegenheid worden gesteld aan
allerlei vrolijke activiteiten mee te doen, zoals heel recent het
kerstboomversieren. Helaas bleken de bomen in Leeuwarden te weinig betakt
zodat de Leeuwarder burgemeester Buma, die het startschot voor het versieren
gegeven had, met de door hem aangedragen ballen weer naar huis moest.
Mijn
naam is Charles Flötenkrodt en zoals de naam al verraadt ben ik van
Duitse komaf: mijn voorouders komen uit de buurt van Gammelbecker aan de Oder
en zover ik heb kunnen nagaan zijn ze rond 1745 met paard en wagen bij Denekamp
de Nederlandse grens overgetrokken en hebben zij de eerste tien jaar in
Zwiggelte (Drenthe) gewoond.
Mijn
moeder is een Kwakernaak en in dit speciale televisieprogramma ga ik haar
stamboom uitzoeken. Kwakernaak is een verbastering van Quackernack en in de
familie gaat het verhaal dat wij afstammen van Charles le Chauve (in het
Nederlands Karel de Kale), maar die leefde zolang geleden dat ik dat gerucht
niet kan bevestigen. In dit programma hoop ik uit te vinden of het
verhaal op waarheid berust. Mijn moeders betovergrootvader Jerome Quackernack
werd geboren in Lunéville en dus reis ik - op uw kosten - naar die Franse
stad om daar met behulp van de stadsarchivaris uit te zoeken waar hij
oorspronkelijk vandaan kwam, wat hij in Lunéville deed - ik bedoel wat voor
werk hij had - en waarom hij uiteindelijk naar Nederland vertrok.
Het
was trouwens een heel gezelschap dat bij het kantoor van burgerlijke stand in
Lunéville binnenstapte, behalve mijn persoontje, waar het
televisieprogrogramma immers om draaide, waren daar een tolk omdat mijn Frans niet
al te best is, een cameraman, een geluidstechnicus en de regisseur. Samen met
de ambtenaar zou alleen ik in beeld komen. De ambtenaar, ik ben zijn naam
vergeten, liet mij een boek zien waaruit bleek dat mijn betoverovergrootvader
Jerome Quackernack samen met zijn broer Pierre een kaaswinkel, een zogenaamde
fromagerie, had in de Rue de Vitrimont in Lunéville, maar dat de
gebroeders hun hoop te veel gevestigd hadden op een kaas uit de Elzas, de
munster, waarvan ze grote voorraden hadden ingeslagen die ze echter aan de
straatstenen niet kwijt konden, waarop er klachten kwamen niet alleen van de
naaste buren maar van de hele Rue de Vitrimont vanwege de stank. Op last van de
autoriteiten werd de winkel gesloten en de broers vertrokken met de noorderzon.
Jerome, mijn betoverovergrootvader, dus naar Nederland. Als ik verder in de
familiegeschiedenis wilde duiken, vertelde de ambtenaar, dan diende ik mij bij
de pastoor van de église Saint-Jacques te vervoegen, want die zou in de
doopregisters ongetwijfeld nog het nodige over de Quackernacks weten op te
diepen.
Gelukkig
bleek de pastoor van de Saint-Jacques een Vlaming - Christiaan Servatius
Maria Van Den Menobbellen - (ik heb dat even snel opgeschreven), zodat ik tot
grote vreugde van de regisseur van het programma niet meer hoefde te doen alsof
ik Frans verstond. We spraken Nederlands met elkaar en Van Den Menobbellen had
een geboorte-, een trouw- en overlijdensregister klaargelegd, waaruit bleek dat
de grootvader van Jerome en Pierre Quackernack oorspronkelijk uit Stosswihr,
een dorpje onder de rook van Munster in de Elzas afkomstig waren, hetgeen
meteen verklaarde waarom de fromagerie aan de Rue de Vitrimont zo'n
enorme hoeveelheid munsterkaas had ingeslagen. Dat was gebeurd uit solidariteit
met de geboortegrond. Uit het geboorteregister bleek dat mijn voorvader Jerome
Quackernack gehuwd was met Marie Thérèse Bontrouvé en uit de andere boeken
bleek dat zijn vader eveneens Jerome en diens vader ook Jerome heetten. Heel
bijzonder was, zei de pastoor, dat laatstgenoemde Jerome gehuwd was met
edelvrouwe Charlotte de Hébété, afkomstig uit een oud, zij het aan lager wal
geraakt, adelijk geslacht afkomstig Ribeauvillé. Daar wilde ik ogenblikkelijk
meer van weten, want van adelzijn leek me wel wat. "Dan moet u naar Ribeauvillé",
zei Van Den Menobbellen.
"En
u hebt geluk", vervolgde pastoor Van Den Menobbellen, "mijn neef
Johannes Marie is in Ribeauvillé als pastoor verbonden aan de
Saint-Grégoirekerk". Dus vervolgden wij onze weg, na een dorstlessend
avondje in de bar "Le Stanislas" in Lunéville, de volgende
ochtend naar Ribeauvillé, waar ik een ontmoeting had met pastoor Johannes
Marie Van Den Menobbelen die een groot aantal leggers had klaargelegd, waaruit
overduidelijk bleek dat ik hoe dan ook blauw bloed in de aderen heb en
wonderbaarlijk genoeg afstam van een reeks graven - nota bene met mijn voornaam
- te beginnen in de dertiende eeuw. Zij bouwden het kasteel Girsberg en hielden
het een paar eeuwen in hun bezit, de eerste die in voornoemde leggers genoemd
wordt is Charles le Vétileux die tot in de verre omgeving bekendheid
genoot vanwege zijn rooftochten, zijn zoon Charles le Malveilant
had, zo wil het verhaal, negenentachtig kinderen (overigens achttien
minder dan zijn vader), waarvan drie bij zijn wettige echtgenote, één van die
"echte" kinderen was Charles le Veule die dwarsfiedel speelde
in het orkest van ene Ray Ventura Sr. en enige tijd verkeerde aan het hof van
Henri le Glouton de Besançon, waar op kille winteravonden naakt krijgertje met
jeugdige wilde varkens rond de open haard werd gespeeld, die vervolgens aan het
spit werden geregen en opgegeten. De zoon van Charles le Veule werd om
onduidelijke redenen Charles le Vermoulu genoemd, sommige tijdgenoten beweren
trouwens dat niet Charles le Veule maar Henri le Glouton de Besançon Charles le
Veules echtgenote bezwangerde. De oudste zoon van Charles le Vermoulu nam
vervolgens de geslachtsnaam Hébété aan en ik stam hoe dan ook van deze Charles
af en ben dus van adel, het enige wat me nu te doen staat is de
vertaling van Vétileux, Malveilant, Veule, Vermoulu en Hébété in
een woordenboek op te zoeken, maar ik vermoed dat het allemaal begrippen zijn
die in het Nederlands de Gelukzalige betekenen, ik ben dus eigenlijk
Karel de Gelukzalige en ga me laten inschrijven in het Nederlandse boek van
adel. Het wordt hoe dan ook een fascinerend televisieprogramma met mij in de
hoofdrol. Het eindigt bij het vervallen kasteel Girsberg, dat vroeger trouwens
Petit-Ribeaubété heette, waar ik uitroep: "Je est du noble!"