Het
dorp ligt ongeveer een uur rijden ten oosten van Cleveland te midden van
boerderijen van de Amish, altijd herkenbaar aan de was die aan de lijn
te drogen hangt. En mocht ik de was vergeten, dan zijn er de zwarte
vierkante kubuskarretjes met de oranje gevaren driehoek achterop, waarin
ze zich verplaatsen. Iedere maandag is er in een grote hal een markt,
een tikkeltje Waterlooplein jaren vijftig, maar dan overdekt. Het grote
werk: gereedschap voor tuin en boerderij ligt trouwens buiten vlak
achter de parkeerplaats van de auto's. De kubuskarretjes staan in een
lange rij links, de paarden vastgebonden aan een hek. Een enkele keer
heb ik een gesprek aangeknoopt, dat doe ik in het Duits, want de Amish
spreken een Duits dialect. Zo weet ik dat een stoel Hocker heet en dat
je ten afscheid niet "Auf Wiedersehen" zegt maar "Sehn Die", een wel
heel letterlijke vertaling van "See you". Ik betrap me er op dat ik hun
taal, net als die van de Elzassers heel jiddisj vind klinken en moet me
bedwingen geen jiddisje woorden te gebruiken. In de hal is van alles te
koop, sommige stalletjes zijn gespecialiseerd. Een paar jaar geleden
keek ik in zo'n gespecialiseerd stalletje naar opwindbare
vestzakhorloges met een los sleuteltje. Ik heb daar absoluut geen
verstand van, maar kocht toch een horloge, waarvan de verkoper zei dat
het uit 1880 dateerde en $70 moest kosten. Vorig jaar nam ik het mee
naar Den Haag en liet het dateren. Het blijkt aanzienlijk ouder,
namelijk uit 1829 en gemaakt in Birmingham (Engeland). Het hangt nu in
precies zo'n plastic stolpje als mijn grootvaders horloge, dat ik na
zijn dood in 1951 erfde. Pakes horloge werkt nog altijd, het horloge uit Birmingham niet, reparatie kost 900 euro. Dat doe ik dus maar niet.