Toen zijn vader een paar jaar later uit het dorp naar een stad verhuisde keerde hij samen met zijn vrouw terug in de schoot van de moederkerk, niet dat hij wekelijks naar de mis ging, maar de kerstdienst bijvoorbeeld sloeg hij, net als zijn woordspelletjes, nooit over. De toevoegingen aan elk woord, waar het ook maar mogelijk was, werden een dwangmatigheid. "Dwangmatigheiden", zou hij zeggen en er dan meteen een verklaring aan toevoegen: "een ongelovige die niets anders kan". Het was een obsessie, waar hij zich niet los van maken kon. "Obsessiemuzikant", klonk het meteen, gevolgd door "snabbelaar die blijft musiceren".