In 1978 reed ik San Antonio binnen en zag op een straatnaambordje "Mesquite". Er rinkelde een belletje en keek in mijn adresboekje en jawel, "Big Red" Ojeda, de bassist van Ry Cooders "Chicken Skin Music" woonde op Mesquite. Ik reed de straat in, hij woonde op een hoek. Ik parkeerde de auto en liep het tuinpad op. De deur stond open, maar de ingang tot het huis was afgesloten met een hor. Ik riep: "Hello". Niets. Ik hoorde een baby huilen. Nog een keer, iets luider: "Hello". Pas bij het vijfde en steeds luidere "Hello", verscheen een jonge vrouw achter het vliegengaas. "I'm looking for Henry Ojeda, I met him in Amsterdam, when he was playing bass in Ry Cooder's band." "Come in. I'll call my dad!" Tien minuten later stond ik tegenover de kleine, stevige, roodharige bassist, die me uitlegde, dat zijn dochter eerst gedacht had, dat ik een politieman in burger was. Ik moest meteen mee aan tafel en hij zou ook wel even een motel in de buurt voor me regelen. Daarna moest ik mee naar de kerk, waar hij repeteerde met een koortje en een klein orkestje. De dag daarop trad hij samen met Flaco Jimenez op bij de opening van een sportveld, vervolgens gingen we naar Ojeda's favoriete pub, maar dat verhaal heb ik elders op dit blog al eens verteld. 's Zondags zat ik met mijn bandrecorder ergens naast het koortje en de muzikanten hoog in de kerk en luisterde o.a. naar "De Colores". Een paar jaar later heb ik hem in San Antonio nog eens opgezocht. Hij was hertrouwd en woonde met zijn nieuwe echtgenote op een kleine flat. Ik heb lang gezocht naar een betere foto van "Big Red", maar heb die niet gevonden. In de video is hij vaag te zien in Ry Cooders "He'll Have To Go".