Er zijn maar twee Nederlandse steden waarmee ik een band voel: Leeuwarden en Den Haag. In die volgorde, terwijl ik me realiseer dat ik maar een tiende deel van mijn leven in Leeuwarden gewoond heb. Iedere keer als ik er heen reis, maakt zich een lichte opwinding van mij meester. Gister was dat weer het geval. In de stationsrestauratie kijk ik naar buiten en bedenk dat ik hier zestig jaar geleden ook zat, samen met de heren De Jong en Walstra van de expeditie van Het Vrije Volk, wachtend op de trein uit Holland met de kranten, waarvan een deel met de bakfiets naar de bussen op het busstation moest worden gebracht. De restauratie is veranderd, toen zag hij er veel kantineachtiger uit. Ik ga op weg naar het Historisch Centrum Leeuwarden, waar om twee uur een stadswandeling start. Gaandeweg die stadswandeling, voel ik iets veranderen: mijn nostalgische gevoelens worden weggedrongen, verdwijnen naar de achtergrond. Ik leer nieuwe dingen over de geschiedenis van de stad en vind dat heel plezierig. Het is een groter verhaal dan dat van het jongentje, dat tussen zijn negende en zestiende de stad verkende. Ik ga de stad door het enthousiaste verhaal van rondleider Klaas Zandberg (foto) anders zien: ik krijg nieuwe ogen, zonder mijn oude te verliezen.