1.12.13

Potifar 12


Potifar smeet de hoorn op de haak. Hij wilde niet langer naar het gekrijs van Katskelia luisteren en omdat hij ook geen verdere telefoontjes wilde hebben, kleedde hij zich uit, zette de koptelefoon van zijn walkman op zijn hoofd en stapte onder de douche. Het was maar goed dat de Grote Boentoet niet wist dat een discipel van hem onder de douche ging, want douches behoorden sinds een cartoon van het linksche tuig tot een no-go-area. Potifar had een cassette met vaderlandse liederen in zijn walkman gestopt en het "Waar de blanke top de duinen" zong hij luidkeels mee, terwijl hij de hoofdhuid met kokosolie masseerde. Zijn schedel zou schitteren in de zonnegloed, jazeker! Zijn achterste reinigend kwam hij in het kader van 200-jaar-koninkrijk toe aan: "Alle man van Neerlands stam, voelen zich der vaad'ren zonen, willen wij op 't plekje wonen, dat hun tot een erfdeel kwam". Hij verwijderde een paar harde kruimeltjes uit de bilnaad en vervolgde: "eigen meester, niemands knecht, recht en slecht, stalen vuist en rappe hand, zo is 't volk van Nederland". Hij nam zijn - wat hij het anti-moslim - repertoire noemde, nog eens door. Wie kon hem verslaan wat kennis van de vaderlandse liederenschat betreft? Niemand toch? Kotskeeltje zeker niet en als de Grote Boentoet zou bellen, zou hij hem toezingen: "Wien Neerlandsch bloed door d' aad'ren vloeit, wien 't hart klopt fier en vrij, wie voor zijn volk van liefde gloeit, verheff' den zang als wij, hij roem' met allen welgezind, den onverbreekb'ren band" en hij zou er op eigen vuist de woorden: "die Neêrland en de Boentoet bindt, Boentoet en vaderland, Boentoet en vaderland" aan toevoegen. Dat zou het hart van de leider voor hem, voor Potifar, doen gloeien. De Grote Boentoet zou zelfs om vergiffenis vragen en hem als voorbeeld voor de fractie stellen en de Grote Boentoet zou Katskelia besttraffen. Was hij niet niet de Grote Boentoets meest betrouwbare knecht en dienaar t'aller stond? Hij droogde zich af en nam een schone pyama van het de vorige ochtend nog door de Grote Boentoet geinspecteerde stapeltje. Hij was doodmoe en ging na meer dan een etmaal op de been te zijn geweest eindelijk naar bed. Met een tevreden glimlacht stak hij zijn rechterduim in de mond en sliep in.