Een zogenaamde Stephensonlongboiler waarmee de Nordcompagnie tussen 13 en 16 juni 1846 de lijn van Parijs naar Lille (en verder naar Brussel) opende met zo'n drieduizend genodigden, onder wie de beide zonen van de koning, Victor Hugo, Alexandre Dumas, Hector Berlioz (die op tekst van Jules Janin een speciaal feestlied had gecomponeerd), Prosper Merimée en Jean-Auguste-Dominque Ingres. In Lille vond een indrukwekkend banket plaats, waarvoor 28300 borden uit Parijs waren meegebracht. President van de Nordcompagnie was James de Rothschild, directeur van de belangrijkste Franse bank, hij was echter niet de grootste financier, dat was Emile Péreire, directeur van een andere Franse bank, die eveneens deel uitmaakte van het 26 koppen tellende bestuur van de spoorwegmaatschappij, naast drie andere De Rothschilds: Nathaniel, Lionel Nathan en Alphonse. Ook Edward Blount, die we tegenkwamen als medeconcessieaanvrager van de Parijs-Rouenspoorlijn, zat in het bestuur van de Nordcompagnie. Alhoewel de roomskatholieke kerk zich oorspronkelijk tegen de aanleg van spoorwegen verzet had, er werd op katholieke feestdagen en op zondag gereden, werd ook deze lijn ingezegend, in dit geval door de aartsbisschop van Cambrai.