Het is bij het openbaar vervoer altijd een probleem geweest om groot materieel in te zetten bij een gering aanbod van passagiers: een complete stoomlocomotief met één wagon voor reizigers was kostbaar en begin jaren twintig deed men bij de État pogingen om kosten te besparen door een rijtuig van een verbrandingsmotor te voorzien. Dit kostte so-wie-so minder omdat men bij een benzinemotor geen stoker nodig zou hebben. Na een prototype kreeg de Ets. Schneider et Cie. op 9 september 1923 opdracht een tiental autorails te vervaardigen op basis van tien in 1883 geconstrueerde rijtuigen (zie foto onder). De motor kwam van Somua, er was een vierversnellingsbak (compleet met een achteruit), de maximumsnelheid was 73 km/u. en er konden twintig passagiers worden meegenomen, bovendien kon de autorails een rijtuig aan de haak, met plaats voor veertig passagiers, meenemen.