Het was een ontwerp van Robert Garbe en het eerste exemplaar werd in 1906 gebouwd door de Berliner Maschinenbau A.G. (oorspronkelijk L. Schwarzkopff): de Pruisische P8, waar de P niet voor Pruisen staat maar voor "Personen", in tegenstelling tot de G8, waar G "Güter" betekent. Er zijn een kleine vierduizend stuks gebouwd. Dat 162 daarvan in Frankrijk terechtkwamen heeft alles te maken met de herstelbetalingen na de Eerste Wereldoorlog. Totaal moesten de Pruisische Spoorwegen 627 P8's afstaan aan Polen, België, Saarland, Italië, Roemenië (waar later de locomotief ook in licentie werd gebouwd), Litouwen, Griekenland en Frankrijk. In Frankrijk werden de machines over de verschillende maatschappijen verdeeld: de Est kreeg 25, de A.L. 25, de Nord 75, de État 17, de P.O. 20 en de P.L.M. 2. (al verdwenen ze bij laatst genoemde maatschappij al snel, omdat dat qua onderhoud een te gering aantal was). Na het ontstaan van de SNCF in 1938 was het plan om de P8's in het westen en zuidwesten van Frankrijk naar het oosten over te brengen, maar daar stak het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog een stokje voor. Na die oorlog werden opnieuw een aantal P8's ingelijfd: Reichsbahnlocomotief 38.800 gebouwd in 1922 in Karlsruhe werd 230 F 600, 38.3607 gebouwd in 1921 in Schichau werd 230 F 607, 38.3094 gebouwd in 1921 door Schwarzkopff werd 230 F 694 en 38.2141 gebouwd in 1918 door Henschel werd 230 F 641. Begin jaren zestig verdwenen alle P8's van de Franse rails.