21.9.17

Twijnstra 1


Twijnstra, derde klas onderklerk bij de gemeente Leeuwarden, had net zijn potloden geslepen en zijn driekleurenbalpointpen rechts op zijn bureaublad gelegd, zijn kalenderblaadje omgeslagen op 13 december 1998 toen de telefoon ging. Moest zijn vrouw wezen, dacht hij, waarschijnlijk had hij vergeten de vuilnisbak aan de weg te zetten of had hij de band van zijn oudste zoons fiets niet opgepompt voordat die naar school moest, de jongen was verdomme al veertien en zou dat al lang zelf moeten kunnen. Maar nee, het was Hylkje Zondervan, de secretaresse van zijn chef met de mededeling dat hij als de gesmeerde bliksem bij zijn chef, meneer Miedema, diende te komen. Dat voorspelde weinig goeds: was er een kastekort? Had hij het licht bij weggaan gisteravond niet uitgedraaid? Was hij vergeten opdracht te geven dat de brugwachter van de Vrouwenpoortsbrug, die al veertien dagen in het ziekenhuis lag, een Sinterklaascadeautje moest worden gebracht? Of had Miedema ontdekt dat hij eergistermiddag stiekem zijn hond vier uur onder zijn bureau had verstopt, nadat hij in de middagpauze met het beest naar de dierenarts was geweest? De hond had plotseling last gehad van winderigheid en omdat zijn vrouw in Franeker werkte, was er maar één oplossing geweest en dat was snel een bezoek van hem met het beest aan de dierenarts. Hij had wel de hele middag in de stank gezeten, want de pilletjes die waren voorgeschreven hadden natuurlijk niet meteen geholpen. Misschien had Miedema de indrukwekkende stank van Ceasar, want zo heette de hond, wel geroken?
"Goedemorgen meneer Miedema."
"Hallo Twijnstra, ga zitten!"
Dat viel mee, als hij iets fout gedaan had, mocht hij nooit gaan zitten, maar werden de zaken, voor hem althans, staand afgehandeld.
"Twijnstra, wat is volgens jou de belangrijkste schrijver die onze mooie stad ooit heeft voortgebracht?"
Een lastige vraag, want hij kende Miedema's literaire voorkeur niet en daar hing in feite natuurlijk alles van af. Twijnstra keek naar het plafond.
"Vooruit Twijnstra, jij moet met jouw achtergrond, toch wel een paar Leeuwarder auteurs kennen?"
"Nou meneer Miedema, wat dacht u van Starter, Cohen of Slauerhoff?"
"Nee, nee, neeeee, m'n beste Twijnstra", steunde meneer Miedema.
Nu wist hij dat hij moest uitkijken want als meneer Miedema m'n beste gebruikte dan voorspelde dat in de regel weinig goeds. Hij voelde dat hij in paniek raakte en dan dacht hij vaak heel verkeerde dingen zoals nu: waren Willem Weaze, Oebele Voorstreek, Johannes Wortelhaven en Pieter Tuinen schrijvers? Nee, natuurlijk niet, maar wie bedoelde meneer Miedema dan wel? Slauerhoff was als het er op aankwam, de enige Leeuwarder auteur die nationale faam genoot.
(eerder op dit blog gepubliceerd)