"Ik had mijn hoop op jou
gevestigd Twijnstra omdat jij de enige op de secretarie bent die Nederlands
gestudeerd heeft."
Hebt, dacht Twijnstra, niet heeft.
Het was nog waar ook, anderhalf jaar was hij vrijwel iedere dag met de trein
naar de Groninger universiteit geboemeld, maar uiteindelijk had hij zijn studie
opgegeven vanwege examenvrees.
Het koude zweet brak hem uit.
"Ik dacht aan een Leeuwarder schrijver die
iedereen kent, Twijnstra."
Nynke van Hichtum? Maar nee, die
had weliswaar in de stad gewoond, maar je kon haar toch bezwaarlijk een
Leeuwarder schrijfster noemen.
"Wat dacht je van Havank, Twijnstra."
Jezus, Havank? Maar dat was toch geen literatuur?
Meneer Miedema keek hem met
getuite lippen vol verwachting aan. Hij moest nu antwoorden.
"De man van de detectiveboekjes, bedoelt u?"
"Juist ja, die! En je mag
gerust boeken zeggen in plaats van boekjes, Twijnstra en we hebben grootse
plannen met hem!"
Grootse plannen met Havank?
Twijnstra was ooit in zo'n boekje begonnen, maar had het na een bladzij of
vijftien weggelegd, het haalde het niet bij het werk van Simenon.
"Ja Twijnstra, onze stad
heeft een fantastisch plan: wij gaan een Havankpark aanleggen en jij,
Twijnstra, wordt de spil van dat plan. Jij wordt twee maanden vrijgesteld van
ander werk."
"Hoe bedoelt u meneer Miedema? Wat, wat wordt van
mij verwacht? Hoe, hoe...?"
"Jij, Twijnstra gaat alle
boeken van Havank lezen en je gaat je bovendien verdiepen in zijn leven: jij
zoekt uit wij zijn vrienden waren, met wie hij getrouwd was, kortom jij wordt,
zoals ik al zei, de spil waar ons Havankproject omdraait!"
"Maar, maar, meneer Miedema, wat is de zin van
dat alles?"
Hij zag zich al dag in dag uit
achter zijn bureau met, hoe heetten die boekjes ook alweer, "Grijze
Miertjes"? "Oranje Tijgertjes"?
"De zin, beste Twijnstra is,
dat wij volgend jaar het Havankpark kunnen openen met namen uit de door Havank
geschreven "Zwarte Beertjes". Die namen die jij gevonden hebt worden
straatnamen in het Havankpark en je krijgt bij je werk zelfs hulp. Er komt een
stagiaire je assisteren. Ik heb er al eentje op het oog: Marrichje van der
Brol! Zij komt bij jou op je kamer en jullie zorgen er samen voor dat ik een reeks
van potentiƫle straatnamen krijg, waaruit de gemeenteraad dan een keuze kan
maken. Je begrijpt, Twijnstra, hoe meer namen hoe liever!"