8.12.19

Stoom


ZZ 19
Bouw in het rijtuig op rails de motor in, voordat het met succes met benzine- en daarna met dieselmotoren gebeurde, werd dat ook met stoommachines gedaan. 
Rond 1880  werden acht verschillende stoomrailvoertuigen gebouwd in Leeds, d.w.z. het motorgedeelte werd daar onder de naam Rowan gefabriceerd, terwijl de wagenbak door  industrie elders,  werd gemaakt. Het door stoom aangedreven draaistel werd dus gekoppeld aan een rijtuig en deze formule had succes, niet alleen in Europa, maar zelfs in Australië. 
In 1885 stond op een tentoonstelling in Antwerpen een Rowan waarvan het aangedreven deel zelfs onder het rijtuig kon worden weggereden, als ware het een  moderne trekker met oplegger. 
Natuurlijk werkte het succes van Rowan aanstekelijk en ook Franse fabrieken als Serpollet en De Dion Bouton (laatstgenoemde later o.a. in samenwerking met de Hongaarse fabriek Ganz) probeerden een graantje mee te pikken. Maar het grote succes in Frankrijk was voorbehouden aan Purrey (in Bordeaux), die aan de Paris-Orléans (P.O.) een aantal stoomautomotrices leverde, die zelfs met aangehangen rijtuig konden rijden en ook de PLM en de État bestelden Purreys. 
 P.O. Purrey 1905
Wonderlijk genoeg was het overigens niet Frankrijk waar men, zelfs nadat er succes werd geboekt met door benzinemotoren aangedreven railrijtuigen, dapper  door bleef gaan met stoom, maar het Verenigd Koninkrijk: Sentinel leverde in 1925 een stoomautomotrice aan de P.O., die in 1939 tegelijkertijd met de drie nog resterende Purreys werd afgeschreven. 
De zwanenzang van stoom als aandrijving voor een automotrice dateert van 1933 toen er her en der in Frankrijk al automotrices met verbrandingsmotoren reden: de Nord gaf aan de Atliers du Nord de la France et des Mureaux opdracht tot de bouw van een op een Sentinel geïnspireerd stoomrijtuig, het kreeg twee ondervloerse zescylinder stoommachines, die oorspronkelijk op stookolie en later op kolen werkten. Bij de in dienststelling onder nummer ZZ 19 in 1935 waren er 56 zitplaatsen verdeeld over twee compartimenten. Omdat er tijdens de oorlog geen mogelijkheden waren om (Britse) reserveonderdelen aan te schaffen bleef de automotrice tot 1946 aan de kant, in dat jaar kwam hij in dienst van een kleine Franse maatschappij in het Noorden, tot hij begin jaren vijftig werd gesloopt.