26.3.07

Stadsfries

Het Leeuwarders, één van de soorten Stadsfries, moet ik me pas na mijn negende hebben eigengemaakt. Thuis, in achtereenvolgens Amsterdam, Vierhouten en Drachten, werd Nederlands gesproken en dat bleef in Leeuwarden ook zo. Zeker in het begin, maar langzaam sloop de taal van mijn vaders jeugd Goudsbloemstraat 19, want daar woonden we, binnen. Mijn moeder, zal zich, opgegroeid met Fries als voertaal, ongetwijfeld verzet hebben: Friessprekers hebben een hekel aan het Stadsfries, dat ergens, het verschilt van stad tot stad, het midden houdt tussen Fries en Nederlands. Toen we na zeven jaar Leeuwarden verhuisden naar Den Haag, bleef Stadsfries, als er geen vreemden over de vloer waren, de huiselijke omgangstaal.
Met mijn zusje spreek, en zelfs schrijf, ik het nog altijd, het heeft iets vertrouwds en misschien zelfs iets van een geheimtaal. Ik schrijf dit, omdat ik het gister, na jaren, voor een zaal voor mensen sprak en ik daar in het volgende stukje verslag van doe. In het Stadsfries.