30.7.10

Ate

Ate Doornbosch was een van de eersten die ik inmiddels zo'n vijfenveertig jaar geleden beroepshalve interviewde. We werkten destijds beiden voor de VARA en hij, moet net als ik, de grap gekend hebben, die over hem de ronde deed: hoe hij net te laat met de bandrecorder in aanslag bij een doodkist arriveerde, die net in het graf afdaalde, terwijl de overledene (en alleen hij) het twaalfde couplet van een oude ballade kende. Ik zag hem vaak in de VARA-kantine, hij zat er meestal rechtsachterin alleen aan een tafeltje en het gekke is dat ik hem, als ik mijn ogen dichtdoe, mij zo ook herinner, terwijl ik hem nog geen twintig jaar geleden, in dezelfde woonkamer waar ik deze regels tik, nog geproken heb. Ik had toen zijn raad nodig bij het schrijven van een hoofdstuk over Nederlandse folklore in een Engels boek en bij wie kon ik beter te rade dan bij deze beminnelijke autoriteit op het gebied van het vaderlandse lied. Hij was de eerste die, niet alleen mij, bewust maakte van een stuk cultuur dat anders verloren was gegaan: zijn "Onder de groene linde" was een uniek programma. Vorige week vrijdag overleed Ate Doornbosch.