5.9.12

Wimkje Santjin

 
Ik heb het mijn moeder nooit gevraagd, maar vermoedelijk was zij er de oorzaak van dat ik in mijn jeugd een aantal keren mijn vakantie op een boerderij heb doorgebracht. Klaarblijkelijk vond ze, zelf boerendochter, dat ik weet moest hebben van het plattelandsleven. Zondagochtend j.l. reed ik , eigenlijk heel toevallig, over een weg, waarvan ik me realiseerde dat ik die eerder had gezien. Er moest een boerderij staan, waar ik als twaalfjarige gelogeerd had. Ik herinner me nog de naam van de beste koe op de boerderij: Wimkje Santjin - Wimkje XVII.
Ik deed destijds dapper mee aan het werk, maar bracht er nauwelijks iets van terecht. Mij ontbrak het gewoonweg aan spierkracht. Het langdurig opsteken van hooi mislukte. Bovendien was ik onhandig.  Eén van mijn dommigheden is me altijd bijgebleven: de boer stond naast de wagen met de melkbussen, klaar om te gaan melken. Voor de wagen een paard,  achter de wagen een paard en een koe, die die dag kunstmatig was geïnsemineerd, door een man die in het Fries de motorbolle (de motorstier) werd genoemd. De doeken om de uiers van de koeien waren vergeten en mij werd verzocht ze te gaan halen en ze op de wagen te leggen. Leggen dus. Maar ik gooide ze er op, vlak voor het hoofd van het paard achter de wagen. Dat paard schrok geweldig, rukte zich los en zette het, dwars door de moestuin op een lopen en rende uiteindelijk vlak voor het voor de wagen gespannen paard langs. Dat moet gedacht hebben: ha, dat is leuk, dat kan ik ook en zette de sokken er in, achter zijn dravende collega aan. De melkbussen vlogen links en rechts van de wagen en de achter de wagen vastgemaakte koe trachtte, als een dame op veel te hoge hakken, te volgen. Dat ging maar vijfentwintig meter goed, toen brak gelukkig het touw waarmee ze vastgebonden zat. Uiteindelijk vond het melken die dag drie kwartier later plaats en ik schaamde me verschrikkelijk. Een andere dag hoorde ik een ontzettend gekrijs, ik liep naar achter en zag dat de knecht Jeen, één voor één de biggetjes met hun kontje omhoog tussen zijn knieën klemde en iets wegsneed. Met bebloede achterpootje werden de biggetjes weer in hun hok gezet. Ik kwam erachter dat zoiets castreren heette en waarom het gebeurde. Ik werd er niet vrolijk van. 
De oudste zoon van de boer was even oud als ik, maar hij kon lichamelijk veel meer aan dan ik. Ik probeerde wel te werken, maar het lukte niet. Op een avond, ik had mijn verfdoos meegenomen, tekende ik een boerderij aan de overkant van de weg. De boer kreeg in de gaten dat ik andere kwaliteiten had en ik mocht toen, een wagen schilderen. Geel en rood. Daarna mocht ik ook de platen van het Fries Rundvee Stamboek in kleuren. Prachtig!  Nu zit op diezelfde boerderij, de kleinzoon van de man, die heel verstandig, mij liet doen wat ik wel kon.