Terwijl in tal van kerstverhalen op dit moment
één enk’le, held're ster aan de hemel verschijnt, de zogenaamde ster van
Bethlehem, bleef het op de Drentse hei aardeduister, zodat Minze grote
problemen had bij het zoeken naar de quad en eenmaal gevonden moest hij vaststellen
dat Luppe, ondanks zijn belofte, de verlichting van het voertuig vergeten had na
te kijken. Omdat het weinig zin had een dode te vervloeken startte Minze de motor en vond de terugtocht eveneens in het aardeduister plaats. Hij zette dadelijk de sokken erin en dat kwam hem duur te staan want de
quad kwam tot stilstand tegen een forse boom en Minze legde het loodje.
Egge, die inmiddels Luppes lijk had opgehesen,
hoorde de klap, liet het lichaam vallen en begaf zich op weg in de
richting van het geluid, op de voet gevolgd door negenenzestig
schapen met Itske vooraan. Egge overzag het slagveld en mompelde: “Twee doad’n,
’t kan niet weer op, wa' moet ik doen, wa' moet ik doen?” Itske, die enige kennis
had van bebaard volk (behalve van Jan, Piet, Joris en Corneel, want die zaten in De Bamzaaiers uit Houtigehage) zei: "'t Is ‘n terroristische daad Egge, allemaal ’n snackbar, allemaal ’n snackbar.” “Dat is ’t Itske, oe hebt geliek, allemoal ’n
snackbar”. Uit de ghettoblaster klonk: “Laat de citer slaan, blaast de fluiten
aan, laat de bel, laat de trom, laat de beltrom horen: Christus is geboren.”