De Teloorwegen immer volijverig bezig het engels als voertaal te benutten vraagt in een advertentie of ik vanaf 13 december 4 minuten langer kan snoozen. Snoozen? Hoe vervoeg ik dat? Ik snoos, jij snoost, hij/zij/het snoost, wij snoozen, jullie snoost, zij snoozen? O.v.t.: snoosde? Deelwoord: gesnoosd? Voorbeeld: Heb jij lekker gesnoosd? En gaan we hopen voortaan als hoopen schrijven? Wij hoopen vanaf 13 december 4 minuten langer te kunnen snoozen. De Teloorwegen raken nooit uitgesnoosd.
Drs. Barend-Otto ter Vloot, Steenwijkerwold