Bugatti was al jaren van plan geweest - buiten de autosport - zijn slag
te slaan met een wagen voor de superrijken, het liefst voor de categorie
van koninklijken bloede. Medio jaren twintig was zijn naam genoegzaam
bekend en werd een chassis met een achtcylindermotor met een inhoud van
bijna vijftien liter ontworpen. Het eerste chassis, 41100, kreeg de
carrosserie van een speciaal voor dat doel in 1925 aangeschafte Packard.
Maar tot de bouw van de oorspronkelijk geplande vijfentwintig
exemplaren van "la Royale" is het nooit gekomen en koninklijke klanten
hebben zich niet laten verleiden. Toch heeft Bugatti er alles aangedaan
om de auto te slijten, zo kreeg het eerste chassis liefst vijf
verschillende carrosserieën, die hieronder allemaal staan afgebeeld. Het
radiateurelement (boven) was een eerbetoon aan Ettores broer Rembrandt,
die een meer dan voortreffelijk beeldhouwer van dieren was, veel in de
Zoo van Antwerpen had gewerkt tot hij op 8 januari 1916 uit het leven
stapte.
Chassisnummer 41100 met open Packardcarrosserie. Motorinhoud 15 liter, 1926.
Chassisnummer 41100 met "fiacre"-carrosserie. Motorinhoud 13 liter, 1928.
Chassisnummer 41100 met "berline"-carrosserie. Motorinhoud 13 liter, 1928-'29.
Chassisnummer 41100 met Weymanncarrosserie. Motorinhoud 13 liter,
1929. Bugatti kreeg onderweg van Molsheim naar Straatsburg met deze
versie een ongeluk, zodat een nieuw chassis moest worden gefabriceerd.
Chassisnummer 41100(A) met coupé-de-ville- (zogenaamde Napoléon)
carrosserie, met deze carrosserie bleef de auto eigendom van de familie
Ettore Bugatti en werd "la voiture du patron" genoemd. Motorinhoud 13
liter 1930.