19.2.23

41


 
Bugatti was al jaren van plan geweest - buiten de autosport - zijn slag te slaan met een wagen voor de superrijken, het liefst voor de categorie van koninklijken bloede. Medio jaren twintig was zijn naam genoegzaam bekend en werd een chassis met een achtcylindermotor met een inhoud van bijna vijftien liter ontworpen. Het eerste chassis, 41100, kreeg de carrosserie van een speciaal voor dat doel in 1925 aangeschafte Packard. Maar tot de bouw van de oorspronkelijk geplande vijfentwintig exemplaren van "la Royale" is het nooit gekomen en koninklijke klanten hebben zich niet laten verleiden. Toch heeft Bugatti er alles aangedaan om de auto te slijten, zo kreeg het eerste chassis liefst vijf verschillende carrosserieën, die hieronder allemaal staan afgebeeld. Het radiateurelement (boven) was een eerbetoon aan Ettores broer Rembrandt, die een meer dan voortreffelijk beeldhouwer van dieren was, veel in de Zoo van Antwerpen had gewerkt  tot hij op 8 januari 1916 uit het leven stapte.
Chassisnummer 41100 met open Packardcarrosserie. Motorinhoud 15 liter, 1926.
Chassisnummer 41100 met "fiacre"-carrosserie. Motorinhoud 13 liter, 1928.
Chassisnummer 41100 met "berline"-carrosserie. Motorinhoud 13 liter, 1928-'29.
Chassisnummer 41100 met Weymanncarrosserie. Motorinhoud 13 liter, 1929. Bugatti kreeg onderweg van Molsheim naar Straatsburg met deze versie een ongeluk, zodat een nieuw chassis moest worden gefabriceerd.
Chassisnummer  41100(A) met coupé-de-ville- (zogenaamde Napoléon) carrosserie, met deze carrosserie bleef de auto eigendom van de familie Ettore Bugatti en werd "la voiture du patron" genoemd. Motorinhoud 13 liter 1930.